1AH - Bron F ed. 6.1 - 22/10

BONJOUR
Ga zitten en pak je spullen.
Exercice (opdracht):
HAVO
Pak je schrift. Schrijf zoveel mogelijk familieleden op in het Frans. Je mag je boek gebruiken. 

VWO:
Ga naar blz. 42 en maak opdracht 23. Ga op onderzoek uit wat de genoemde punten zijn. Je mag het internet gebruiken.



timer
3:00
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR
Ga zitten en pak je spullen.
Exercice (opdracht):
HAVO
Pak je schrift. Schrijf zoveel mogelijk familieleden op in het Frans. Je mag je boek gebruiken. 

VWO:
Ga naar blz. 42 en maak opdracht 23. Ga op onderzoek uit wat de genoemde punten zijn. Je mag het internet gebruiken.



timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Aujourd'hui
Mardi 22 octobre
1.  But                                  (lesdoel)
2.  Lire                                 (leesvaardigheid)         
3.  Evaluation                   (lesdoel check)
But: ik kan een tekst over familie/ vakantie begrijpen

Slide 2 - Diapositive

Na de vakantie...
Dinsdag 5 november:
Toets hoofdstuk 1

Slide 3 - Diapositive

Lire - bron F
Page 43

1. 3 stappenplan.
2. Travail individuel


Slide 4 - Diapositive

Travail individuel
Quoi (wat):  
Havo: Exercices 24abd, 25, 26
VWO: Exercices 23, 24abc, 25a + 26
Aide (hulp):  Voca F page 53
Temps (tijd): 10 minutes
Prêt (klaar):  1. Kijk je werk na
                            2. Oefen het werkwoord                                  avoir met                                                             www.verbuga.eu                                         
timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

Corriger
Je gaat je gemaakte werk zelf nakijken. Ga naar de volgende dia's voor de antwoorden. 
Let op: 
Groen = havo
Geel = vwo

Stel vragen wanneer je iets niet begrijpt!

Slide 6 - Diapositive

Exercice 24a
1 faux
2 vrai
3 faux

Exercice 24b
1 Yvanie 4 Emma
2 Emma 5 Jeanne
3 Émilie 6 Émilie

Exercice 25a
1 Jacques 6 Jean
2 Bernadette 7 Marius
3 Francine/Virginie 8 Martin
4 Sandrine 9 Juliette
5 Virginie/Francine 10 Léo


Exercice 25b
1 le grand-père C la grand-mère
2 la mère D le père
3 l’oncle E la tante
4 la sœur B le frère
5 la cousine A le cousin

Exercice 26a
Réponse type:
1 J’ai trois sœurs.
2 J’ai un grand-frère et un petit frère.
3 Martin a dix-sept/17 ans.
4 Léo a trois/3 ans.

Exercice 26b
A                                      B 
- Tu as une sœur? - Oui, j’ai une sœur.
- Tu as un frère? - Oui, j’ai un frère.



Slide 7 - Diapositive

Exercice 24a
Réponse type:
1 (Wie) Deze tekst gaat over Clément en zijn familie.
2 (Wat) Clément en zijn familie reizen door Frankrijk.
3 (Waar) Clément en zijn familie maken hun reis in Frankrijk. Ze bezoeken Lille, Parijs, Bretagne, de Dordogne, Biarritz en Chamonix (in de Alpen).
4 (Hoe) Clément en zijn familie reizen in een camper.

Exercice 24b
Het gezin van Clément bestaat uit /vijf / personen: /zijn vader, zijn moeder, een broer, een zus en Clément zelf/. Clément is /de jongste/ van het stel. De /eerste stad/ van hun reis is /Lyon/. Daarna gaan ze naar /Parijs/. In /Parijs/ wonen de /oom en tante/ van Clément.
Stap /drie/ van hun reis is /Bretagne/. Clément /houdt niet/ van de specialiteit van /Bretagne/. Daarna volgt het /sportieve/ deel van hun reis. /De hele familie/ is dol op sport. De reis eindigt /aan de kust/, in /Chamonix/.


Exercice 24c
Réponse type:
1 De middelste: Clément is 12 jaar, zijn zusje is 11 en zijn broer is 16 jaar.
2 Lille
3 Grootouders
4 Wel: hij zegt dat crêpes verrukkelijk zijn.
5 Clément is dol op sport: zijn zusje heeft een hekel aan surfen.
6 In de bergen (de Alpen).

Slide 8 - Diapositive

Exercice 25a
Réponse type:
2 Pendant hoort er niet bij want dat heeft niets met sport te maken.
3 Le fromage hoort er niet bij want dat is geen familie / want kaas kun je eten.
4 Détester hoort er niet bij want de andere twee woorden zijn positief / want détester is negatief.
 OF Délicieux hoort er niet bij want de andere twee woorden zijn werkwoorden / want délicieux is een bijvoeglijk naamwoord.
5 Le touriste hoort er niet bij want de andere twee woorden hebben met familie te maken / want de toerist heeft niets met familie te maken.
6 La ville hoort er niet bij want dit heeft niets met eten te maken / want de andere twee woorden hebben met eten te maken.
 OF Manger hoort er niet bij want het is een werkwoord / want het is geen zelfstandig naamwoord.

Exercice 26a
1 G
2 E
3 C
4 H
5 D
6 A
7 B
8 F

Exercice 26b
Réponse type:
Je m’appelle Richard.
Non, j’ai un cousin.
Il s’appelle Quinten.
Il a vingt ans.
Oui, j’ai une petite sœur.
Elle s’appelle Daniëlle.
Elle a dix ans.


Slide 9 - Diapositive


Exercice - AVOIR (hebben)
Ga naar www.verbuga.eu 
Stap 1 Vul bij werkwoorden het werkwoord:  AVOIR in.

Stap 2 Vul bij tijden de tijd: PRÉSENT in

Let op: je mag je boek erbij gebruiken!
timer
5:00

Slide 10 - Diapositive

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 11 - Question de remorquage

ik heb
jij hebt
hij/ zij heeft
wij hebben
jullie hebben
zij hebben
avoir (hebben)
Combineer de Nederlandse vertaling met de juiste Franse vertaling!
vous avez
tu as
nous avons
il/elle a
ils/elles ont
j'ai

Slide 12 - Question de remorquage

Evaluation
But: 
Ik kan een tekst begrijpen over vakantie/familie

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive