voorzetsels
1 / 26
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
A
op
B
in
C
boven
D
tegen
Slide 10 - Quiz
A
op
B
in
C
boven
D
tegen
Slide 11 - Quiz
A
achter
B
onder
C
in
D
tegen
Slide 12 - Quiz
A
achter
B
in
C
boven
D
voor
Slide 13 - Quiz
A
op
B
in
C
door
D
tegen
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
Wat is het voorzetsel?
De meisjes lopen in het bos.
De meisjes lopen in het bos.
Slide 16 - Question ouverte
Wat is het voorzetsel?
Het potlood ligt tussen de boeken.
Het potlood ligt tussen de boeken.
Slide 17 - Question ouverte
Wat is het voorzetsel?
Het kind fietst over de brug.
Het kind fietst over de brug.
Slide 18 - Question ouverte
Wat is het voorzetsel?
Hij pakt de iPad uit de kast.
Hij pakt de iPad uit de kast.
Slide 19 - Question ouverte
Wat is het voorzetsel?
Het schrift ligt boven het boek.
Het schrift ligt boven het boek.
