Klare taal les 10 - voorzetsels (uitleg en oefeningen)

Klare taal 
les 10
Voorzetsels
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Klare taal 
les 10
Voorzetsels

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Het meisje staat voor de kast.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Het meisje staat tegen de kast.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Het meisje zit op de kast.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Het meisje ligt onder het raam.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Het meisje is in de kast.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Het meisje kijkt door het raam. 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

De foto van het meisje hangt boven de kast.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Het meisje staat achter de kast.

Slide 18 - Diapositive


A
op
B
in
C
boven
D
tegen

Slide 19 - Quiz


A
op
B
in
C
boven
D
tegen

Slide 20 - Quiz


A
achter
B
onder
C
in
D
tegen

Slide 21 - Quiz


A
achter
B
in
C
boven
D
voor

Slide 22 - Quiz


A
op
B
in
C
door
D
tegen

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Het konijn staat tussen de krokodillen

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Het konijn staat naast de krokodil

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Het konijn staat tegenover de krokodil

Slide 35 - Diapositive

Wat is het voorzetsel?
De meisjes lopen in het bos.

Slide 36 - Question ouverte

Wat is het voorzetsel?
Het kind fietst over de brug.

Slide 37 - Question ouverte

Wat is het voorzetsel?
Hij pakt de iPad uit de kast.

Slide 38 - Question ouverte

Wat is het voorzetsel?
Het schrift ligt boven het boek.

Slide 39 - Question ouverte

De vissen zwemmen .... het water.

Slide 40 - Question ouverte

De man loopt .... de weg

Slide 41 - Question ouverte

De auto staat ... het stoplicht.

Slide 42 - Question ouverte

De kat zit .... de hond.

Slide 43 - Question ouverte

De boom staat .... het huis.

Slide 44 - Question ouverte

Maak een zin met het voorzetsels van de spinner. 

Slide 45 - Diapositive