kosten opbrengsten inkomsten uitgaven voor opgave 5 uit reader econ.calc.

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

OPBRENGSTEN EN KOSTEN
OPBRENGST = WAT HEB IK VERDIEND (VERKOOP/WINST)?
KOSTEN = WELKE KOSTEN HEB IK GEMAAKT?

Slide 4 - Diapositive

De INKOPEN OP REKENING in januari waren
€ 12.000. De crediteuren worden na 2 maanden betaald.
zijn dit KOSTEN in januari????
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

reader economische calculaties
opgave 5 blz. 11
1 aankoop 40 dozen € 12

Slide 6 - Diapositive

om welk financieel feit gaat het hier?
A

Slide 7 - Quiz

De contante verkopen in januari waren € 5.000.
zijn dit OPBRENGSTEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

De contante verkopen in januari waren € 5.000.
zijn dit INKOMSTEN in januari? (denk aan je kas en bank!!)
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

De verkopen op rekening in januari waren € 15.000. Debiteuren betalen na 1 maand.
zijn dit OPBRENGSTEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

De verkopen op rekening in januari waren € 15.000.
Debiteuren betalen na 1 maand. (denk aan je kas en bank!!)
Zijn dit INKOMSTEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

De energiekosten voor januari waren € 1.000.
Deze kosten werden in januari ook betaald.
Zijn dit KOSTEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

De energiekosten voor januari waren € 1.000.
Deze kosten werden in januari ook betaald.
Zijn dit UITGAVEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

De energiekosten voor januari waren € 1.000.
Deze kosten werden in FEBRUARI betaald.
Zijn dit KOSTEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

De energiekosten voor januari waren € 1.000.
Deze kosten werden in FEBRUARI betaald.
Zijn dit UITGAVEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

De verkopen op rekening in januari waren € 15.000.
Debiteuren betalen na 1 maand. (denk aan je kas en bank!!)
Zijn dit inkomsten in januari?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

De contante INKOPEN in januari waren € 6.000.
zijn dit INKOMSTEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

De contante INKOPEN in januari waren € 6.000.
zijn dit UITGAVEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

De LOONKOSTEN in januari waren € 2.000 en werden in januari uitbetaald.
Zijn dit KOSTEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

De LOONKOSTEN in januari waren € 2.000 en werden in februari uitbetaald.
Zijn dit UITGAVEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Afschrijvingskosten: 
Een bedrijf reserveert maandelijks een bedrag om ervoor te zorgen dat hij na een aantal jaren een nieuwe machine kan kopen.

Slide 21 - Diapositive

Afschrijvingskosten: 
Een bedrijf reserveert maandelijks een bedrag om ervoor te zorgen dat hij na een aantal jaren een nieuwe machine kan kopen.
Een bedrijf spaart dit op een EIGEN spaarrekening.
Het bedrijf betaalt deze kosten dus niet aan een ander.

Slide 22 - Diapositive

Afschrijvingskosten:
Zijn afschrijvingskosten KOSTEN?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Afschrijvingskosten:
Zijn afschrijvingskosten UITGAVEN?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

De bedrijfskosten van januari zijn € 600 en worden in januari betaald.
Zijn de bedrijfskosten KOSTEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

De bedrijfskosten van januari zijn € 600 en worden in januari betaald.
Zijn de bedrijfskosten UITGAVEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz

De bedrijfskosten van januari zijn € 600 en worden in MAART betaald.
Zijn de bedrijfskosten KOSTEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

De bedrijfskosten van januari zijn € 600 en worden in MAART betaald.
Zijn de bedrijfskosten UITGAVEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

VERBOUWING 
Als een bedrijf een extra ruimte aanbouwt, wordt het pand meer waard.

Verbouwing leidt dus niet tot kosten,
maar tot een hogere waarde van een pand!

Slide 29 - Diapositive

De verbouwing die in januari plaatsvindt kost
€ 50.000 en wordt in MAART betaald.
Leidt de VERBOUWING tot KOSTEN?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz

De verbouwing die in januari plaatsvindt kost
€ 50.000 en wordt in MAART betaald.
Leidt de VERBOUWING tot UITGAVEN in januari?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

De energiekosten van januari t/m maart zijn
€ 6.000 en worden in januari betaald.
Hoe noem je de € 6.000?

A
inkomsten
B
kosten
C
uitgaven
D
opbrengsten

Slide 32 - Quiz

De energiekosten van januari t/m maart zijn
€ 6.000 en worden in januari betaald.
Hoe noem je de € 2.000?

A
inkomsten van januari
B
kosten van januari
C
uitgaven van januari
D
opbrengsten van januari

Slide 33 - Quiz

De huurkosten van 2022 zijn € 12.000 en worden in juli betaald.
Hoe noem je de € 1.000?

A
inkomsten van januari
B
kosten van januari
C
uitgaven van januari
D
opbrengsten van januari

Slide 34 - Quiz

De huurkosten van 2022 zijn € 12.000 en worden in juli betaald.
Hoe noem je de € 12.000?

A
inkomsten van juli
B
kosten van juli
C
uitgaven van juli
D
opbrengsten van juli

Slide 35 - Quiz

Kosten en opbrengsten komen op de....?
A
balans
B
resultatenrekening

Slide 36 - Quiz

Inkomsten en uitgaven hebben gevolgen voor de ....?
A
balans
B
resultatenrekening

Slide 37 - Quiz

Kosten en opbrengsten hebben gevolgen voor de....?
A
liquiditeitsbegroting
B
resultatenbegroting

Slide 38 - Quiz

De winst die wordt berekend in de resultatenbegroting wordt aan het einde van het jaar toegevoegd op de balans aan de rekening ........?
A
pand
B
eigen vermogen
C
kas
D
bank

Slide 39 - Quiz