Standaardtaal, groepstaal en dialect.

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Doelen
  • Je kunt het verschil tussen standaardtaal, groepstaal en dialect aangeven.
  • Je kunt woorden opzoeken in een woordenboek.

Slide 3 - Diapositive

Taalvariatie
- Standaardtaal
- Groepstaal
- Dialect

Slide 4 - Diapositive

Standaardtaal
  • Het ABN (algemeen beschaafd Nederlands)
  • Gebruik op scholen, bij instanties en organisaties en in formele situaties.
  • Van Dale
  • www.woordenlijst.org

Slide 5 - Diapositive

Groepstaal
Wordt gesproken door mensen die tot dezelfde groep behoren.
Bijvoorbeeld: - vaktaal (ziekenhuis)
                             - WhatsApp
                             - Jongerentaal
                             - Straattaal
                             - Voetbaltaal
                             - Gametaal

Slide 6 - Diapositive

Maak een woordenlijst van groepstaalwoorden.
  1. Schrijf minstens 8 woorden uit jouw groepstaal op.
  2. Schrijf achter elk woord wat het betekent in standaardtaal. 
  3. Schrijf onder elk woord een zin waarin je het woord gebruikt. 

Slide 7 - Diapositive

Dialect
Een dialect = 
Een variant van de standaardtaal die wordt gesproken in een streek of dorp.

Het is dus de taal die in een bepaalde streek of stad gesproken wordt; vb: Ze speken hier het Katwijks dialect.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Wat is jouw mening over dit filmpje?
Mag een dialect leiden tot pesterijen en/of 'discriminatie'?

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Vidéo

Oefening
Dit was een lied van Tinus Tulp. 
Deze zanger zingt in 'Kattuks' dialect.
In de volgende dia's vind je wat vragen over het 'Kattuks' dialect.

Slide 12 - Diapositive

Vragen
  1. Tinus Tulp zegt in zijn lied: "Ik ben nog iet zo vort." Wat betekent dat?
  2. Wat is een vuilpruim?
  3. Welke zin wordt gebruikt om vuilpruim uit te leggen?
  4. Wat voor woordsoort is dit?

Slide 13 - Diapositive

Vragen (2)
  1. Wat betekent "'n vrijzetter geve"?
  2. Wat is vroom?
  3. Wat is vrouger?

Slide 14 - Diapositive

Vragen (3)
  1. Wat is een 'slop'?
  2. Wat is een 'slubbertje'?

Slide 15 - Diapositive

Zelf aan de slag!
Maak nu zelf een verhaal in het 'Kattuks' dialect. 
  • Het onderwerp mag je zelf bedenken.
  • Lengte: half a4'tje.
  • Stuur het werk naar de docent. 

Heb je de lesdoelen bereikt? Waarom wel/niet?

Slide 16 - Diapositive