Do 16 febr opvulwoorden, stopwoorden en taalvariatie

Wat is taalvariatie?
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat is taalvariatie?

Slide 1 - Diapositive

Over taal blok 3; tweelingfouten, opvulwoorden en stopwoorden - hv2a

Doelen:
*Je weet wat tweelingfouten zijn en kunt het juiste woord in de zin kiezen.
*Je weet wat opvulwoorden zijn.
*Je weet wat stopwoorden zijn.

Slide 2 - Diapositive

Taalvariatie
- Standaardtaal
- Dialect
- Regiolect
- Groepstaal

Slide 3 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van taalvariatie?

A
dialect
B
deftige taal
C
A,B en D zijn goed
D
taal van migranten

Slide 4 - Quiz

Lesdoelen
- Je kent de betekenis van verschillende schooltaalwoorden en moeilijke woorden.
- Je herkent tweelingfouten.
- Je kent verschillende vormen van taalgebruik (taalvariatie).

Slide 5 - Diapositive

Taalvariatie
Standaardtaal (formeel):
'Ik ben erg verblijd u hier te ontmoeten, mijn waarde collega.'
Hoe zou je een zelfde zin formuleren als je het tegen een goede vriend zou hebben?

Slide 6 - Diapositive

Taalvariatie
Standaardtaal: Een officiële taal (ABN, Standaard Fries)
Een dialect
verschilt van de standaardtaal in spelling, woordenschat, zinsbouw en uitspraak.
Een regiolect wijkt af van de standaardtaal in uitspraak en (soms) in woordenschat.
Een groepstaal verschilt soms van de standaardtaal in spelling/woordenschat.

Slide 7 - Diapositive

Huiswerk voor di 12 januari
Over taal Maken opdr. 4 en 5
Taalbeschouwing leren blz. 135 
Stopwoorden en opvulwoorden.

Wat is de betekenis van wollig?



Taalvariatie:

noem de vier varianten. Zie blz. 136
Voor vannacht 12 uur lever je je boektoets in. Via Its learning.

Slide 8 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van taalvariatie?

A
dialect
B
deftige taal
C
A,B en D zijn goed
D
taal van migranten

Slide 9 - Quiz

Dialect
Dialect is een taal die in een deel van Nederland wordt gesproken, zoals Drents of Brabants. Een dialect kan je moedertaal zijn. 

Slide 10 - Diapositive

Dialecten
- Wat is een dialect?
- Hoe ontstaat een dialect?
- Vlaams, Limburgs, Brabants, Hollands, Oostelijk en Fries?

Slide 11 - Diapositive

DIALECT

Slide 12 - Diapositive

0

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Dialect en streektaal

In allerlei streken wordt naast het Nederlands ook nog een dialect gesproken. Denk aan het Twents, het Brabants, het Zeeuws. Verder kennen we de officieel erkende streektalen: het Fries, het Limburgs en het Nedersaksisch (in Oost-Nederland).
Streektalen en dialecten zijn vooral spreektalen.

Zoek twee liedjes die gezongen worden in een streektaal. Noem drie kenmerken van de streektaal.


Slide 15 - Diapositive

Nederlands
Afsluiting
Lesdoel
  • Je kent het verschil tussen Standaardnederlands en streektalen/dialecten.


Slide 16 - Diapositive

Streektaal
De taal van een bepaalde streek of plaats, die anders is dan de Standaard

Slide 17 - Diapositive

Streektaal (dialect)


Taal van een bepaalde streek of plaats, die ander is dan de Standaardtaal

Slide 18 - Diapositive

H 5.10 talen binnen Nederland
Officiële taal- Nederlands/Fries /Engels/ Papiamento
Moedertaal
dialecten 
Groepstaal: jongerentaal, vaktaal
Chattaal

Slide 19 - Diapositive

En hoe zit het met het Fries?

Is het Fries een dialect?
Of een taal?

Slide 20 - Diapositive

Het Fries is een taal
- Het Fries heeft eigen grammatica.
- Het Fries wordt erkend door de overheid.
- Op de basisschool is het Fries een verplicht vak.
- Er is bij de Friezen sprake van taalwil (willen het graag zelf spreken)

Slide 21 - Diapositive

  • De taal waarin je hebt leren spreken vanaf je geboorte.
  • Deze taal heb je zeer waarschijnlijk op een natuurlijke manier geleerd.
  • Kun je zowel Nederlands als Fries als moedertaal hebben? Waarom wel of niet?
Moedertaal

Slide 22 - Diapositive

Waar of niet waar?
Fries is een streektaal
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Wat is een ander woord voor streektaal
A
Fries
B
Dialect
C
Afrikaans
D
Nederlands

Slide 24 - Quiz

Wat zou het woord 'dialect' kunnen betekenen?
A
Een dia van een PowerPoint
B
Een woord
C
Een naam
D
Een streektaal

Slide 25 - Quiz

Huiswerk voor di 21 febr
Maken opdr, 8 t/m 10



Leren het gele kader blz 136 Taalvariatie

Slide 26 - Diapositive