Lichaam verzorgen (strux hoofdstuk 1)

Jelichaam verzorgen
Dit hoofdstuk gaat over lichaamsverzorging. Je leert hoe je, je lichaam schoon moet houden en hoe je het moet verzorgen.
Je gaat kijken naar;
  • je eigen lichaamsverzorging
  • manieren waarop je, je huid kan verzorgen
  • de verschillende verzorgingsproducten die er zijn
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Jelichaam verzorgen
Dit hoofdstuk gaat over lichaamsverzorging. Je leert hoe je, je lichaam schoon moet houden en hoe je het moet verzorgen.
Je gaat kijken naar;
  • je eigen lichaamsverzorging
  • manieren waarop je, je huid kan verzorgen
  • de verschillende verzorgingsproducten die er zijn

Slide 1 - Diapositive

lichaam verzorgen

Slide 2 - Carte mentale

De huid
Je huid is het grootste orgaan van je hele lichaam. Met je huid kun je voelen. De huid zorgt ervoor dat je lichaamstemperatuur zo veel mogelijk gelijk blijft. Is het erg warm? Of heb je, je zelf flink ingespannen? Dan ga je zweten door je huid. Daardoor koel je af. 
Is het koud? Dan krijg je kippenvel. Daardoor koel je juist minder snel af. 
De huid beschermt dus tegen kou en warmte, maar ook tegen infecties. Je kunt een infectie krijgen als er een bacterie of virus je lichaam binnendringt. De huid houdt bacteriën en virussen tegen.

Slide 3 - Diapositive

de opbouw van de huid
Je huid is opgebouwd uit 3 lagen;
  • de onderhuid
  • de lederhuid
  • de opperhuid
De opperhuid is de bovenste laag van de huid. Daar steken de haren uit. De opperhuid moet je schoonhouden en goed verzorgen. De kleurstof in de huid noem je pigment.

Slide 4 - Diapositive

Noem 4 denken waar je aan denkt bij huidverzorging.

Slide 5 - Question ouverte

Wat gebeurd er met je huid als het erg warm is? Of als je, je flink inspant?

Slide 6 - Question ouverte

Wat gebeurd er met de huid als het koud is?

Slide 7 - Question ouverte

Hoe heet de kleurstof in je huid?
A
pigment
B
ligment
C
migment
D
kigment

Slide 8 - Quiz

Welk deel van de huid kan je zien?
A
onderhuid
B
lederhuid
C
opperhuid

Slide 9 - Quiz

Lichaamshygiëne
Je huid wordt vuil. Bijvoorbeeld door stof en ander vuil. Maar ook door zweet, huidschilfers en huidvet. Huidschilfers zijn stukjes oude huid die van je lichaam afvallen. Huidvet is een dun laagje vet dat op je huid zit. Omdat je huid vuil wordt, moet je, je lichaam goed schoonhouden. Het schoonhouden van het lichaam noemen we lichaamshygiëne.

Slide 10 - Diapositive

Hoe pak je dat aan?
Was je lichaam elke dag met een schone washand, zeep en water. 
--> een schone washand betekend hier; schoon uit de was.
Je kunt je wassen bij de wastafel of onder de douche. Zeep je lichaam goed in. De zeep maak de bacteriën dood. Spoel je daarna af met water, droog je af met een schone handdoek.
--> een schone handdoek betekend hier; schoon uit de was.

Slide 11 - Diapositive

Je moet je lichaam 1 keer per ____________ wassen.
A
dag
B
week

Slide 12 - Quiz

Je moet je lichaam goed insmeren met __________________?
A
water
B
zeep

Slide 13 - Quiz

De zeep maakt de ____________________ dood.
A
Bacteriën
B
huidschilfers

Slide 14 - Quiz

Spoel je lichaam af met ___________.
A
vet
B
water

Slide 15 - Quiz

Droog je af met een _____________ handdoek.
A
schone
B
gebruikte

Slide 16 - Quiz

Douchen en het milieu
Ga jij vaak onder de douche? Let dan ook op het milieu?
Hoe doe je dat?
Ga niet te lang onder de douche, 5 tot 10 minuten is genoeg.
Er is namelijk veel energie, bijvoorbeeld gas, nodig om het water te verwarmen. Douch je vaak en lang? Dan verspil je veel water en energie. Dit is heel slecht voor het milieu.

Slide 17 - Diapositive

Waarom moet je niet te lang onder de douche staan? Leg ook uit waarvoor en wat je dan veel verbruikt.

Slide 18 - Question ouverte

Deel een foto van je shampoo

Slide 19 - Question ouverte

Verzorgingsproducten kiezen
Er zijn veel verschillende soorten verzorgingsproducten voor de huid. Bijvoorbeeld zeep, wasgel of douche crème. Maar ook deodorant. Bodylotion of olie om je hui mee in te smeren. Niet iedereen verdraagt alle producten. Sommige mensen zijn overgevoelig voor een bepaald producten. Dan krijg je bijvoorbeeld bultjes op je huid, of je huid gaat jeuken. Dan kan je beter een ander verzorgingsproduct uitproberen.
Je kiest voor verzorgingsproducten die;
- je goed kan verdragen en waar je niet overgevoelig voor bent
- prettig aanvoelen op de huid
- lekker ruiken

Slide 20 - Diapositive

Wat kan er met de huid gebeuren als je overgevoelig bent voor een verzorgingsproduct.
A
kriebelen en vlekken
B
jeuken en vlekken
C
kriebelen en bultjes
D
jeuken en bultjes

Slide 21 - Quiz

Geurtjes
Je wast je lichaam om het schoon te houden en je wilt fris ruiken. Dat is fijn voor jezelf en het is prettig voor anderen. Soms is wassen alleen niet genoeg om nare geurtjes te voorkomen. Bijvoorbeeld als je veel zweet. Je kunt dan deodorant onder je oksels doen. Daardoor ga je wat minder snel zweten. En als je toch aan het zweten bent? Dan ruikt het fris naar deodorant. Voor zweetvoeten zijn er ook speciale producten. Als je die op je voeten doet, dan zweten je voeten minder. Ook ruikt het frisser.

Slide 22 - Diapositive

Kies wat voor een soort deodorant je gebruikt.
deo roller
deo spuitbus
ander soort deo

Slide 23 - Sondage

Waarom gebruik je deodorant?
A
ziet er zo leuk uit
B
helpt tegen het zweten en zweetlucht
C
helpt tegen etenslucht
D
dan hoef ik mijn kleren niet te wassen

Slide 24 - Quiz

Kwetsbare plekken
De ene plek op het lichaam wordt sneller vuil dan de andere. Dat komt omdat bacteriën zich daar sneller verzamelen. Bacteriën zijn piepkleine beestjes die je niet kunt zien. Sommige bacteriën kunnen je ziek maken. Bacteriën verzamelen zich snel op de handen en de voeten. Je pikt de bacteriën op als je dingen aanraakt of als je met blote voeten loopt. Bacteriën vermeningvuldigen zich snel op warme en vochtige plekken. Bacteriën moet je wegwassen, anders gaan ze vies ruiken of je krijgt er ontstekingen van.

Slide 25 - Diapositive

Wat zijn bacteriën?
A
piepkleine deeltjes
B
piepkleine kruimels
C
piepkleine beestjes
D
piepkleine pluizen

Slide 26 - Quiz

Waar vermenigvuldigen bacteriën zich snel?
A
warme en vochtige plekken
B
koude en natte plekken
C
warme en koude plekken
D
warme en droge plekken

Slide 27 - Quiz

Waarom moet je bacteriën wegwassen?
A
Anders gaan ze vies ruiken en schimmelen
B
Anders gaan ze vies ruiken en onsteken
C
anders gaan ze schimmelen en ontsteken

Slide 28 - Quiz