les 1 en 2 economie Consumptie

Economie
Les 1 Consumptie
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

Éléments de cette leçon

Economie
Les 1 Consumptie

Slide 1 - Diapositive

Behoeften
Er zijn twee soorten behoeften:
  • Basisbehoeften
  • Overige behoeften.

Slide 2 - Diapositive

Goederen en diensten
  • Goederen kun je vastpakken, diensten niet.
  • goederen en diensten voorzien in je behoeften.

Slide 3 - Diapositive

Consumeren en zelfvoorziening

Slide 4 - Diapositive

Behoeften verschillen

Slide 5 - Diapositive


Sociale beïnvloeding
Commerciële beïnvloeding

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive


Slide 10 - Question ouverte

Begroting

Slide 11 - Diapositive

soorten inkomens
  • Inkomen uit arbeid (Loon of salaris)
  • Inkomen uit bezit (Huur of winst)     
  • Overdrachtsinkomen (Uitkering)      

Slide 12 - Diapositive

Omrekenen
Van maand naar jaar
Van week naar jaar
Van kwartaal naar jaar

Slide 13 - Diapositive

Wie heeft het hoogste inkomen?
A
Fiona verdient € 200 per week
B
Gini verdient € 800 per maand
C
Hiram verdient € 2.500 in een kwartaal
D
Ilse verdient € 10.000 per jaar

Slide 14 - Quiz

Verschillende soorten uitgaven
  • Vaste lasten.
  • Huishoudelijke uitgaven.
  • Incidentele uitgaven.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Economie
Les 2 Consumptie en Arbeid en Productie

Slide 17 - Diapositive

Sparen
Waarom sparen:
  • Je spaart voor een doel 
  • Je spaart uit voorzorg 
  • Je spaart voor rente 

Slide 18 - Diapositive

Lenen
  • Je wil nu al wat duurs hebben en gebruiken
  •  Je hebt onverwacht dringend geld nodig

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Geldfuncties
Geld heeft verschillende functies: Geldfuncties

De 3 geldfuncties zijn:
- Ruilmiddel; je koopt iets
- Rekenmiddel; de waarde van een product aangeven
- Spaarmiddel; een deel van je geld bewaren om later te                                                   gebruiken

Slide 24 - Diapositive

Ik koop een reep chocola in de supermarkt.
Ik gebruik hier geld als
A
Rekenmiddel
B
Ruilmiddel
C
Spaarmiddel

Slide 25 - Quiz

Ruilen
Twee vormen van ruilen:
  1. Directe ruil
  2. Indirecte ruil

Slide 26 - Diapositive

Ik ga naar de markt en ik ruil 3 kippen voor 1 koe.
Dit is een voorbeeld van
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 27 - Quiz

Chartaal- en giraal geld

Slide 28 - Diapositive

Ik reken de reep chocola af met mijn pinpas.
Ik gebruik hier
A
Giraal geld
B
Chartaal geld

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Vidéo

Op zoek naar werk
  • Vacature
  • Solliciteren 
  • Arbeidsmarkt
  • Scholing

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Werken voor een baas
  • Werknemer
  • Werkgever
  •  Brutoloon 
  • Nettoloon

Slide 33 - Diapositive

Afspraken met je baas
  • Arbeidsovereenkomst
  •  Proeftijd

Slide 34 - Diapositive

Een volle werkweek of minder
  • Voltijd
  • Deeltijd 

Slide 35 - Diapositive

Vaste of tijdelijke baan

Slide 36 - Diapositive

Afspraken voor alle werknemers
  • Bedrijfstak
  • Cao 

Slide 37 - Diapositive

Wetten die jou beschermen
  • Arbeidstijdenwet
  •  Arbowet

Slide 38 - Diapositive

Wanneer ben je werkloos?
  • Tussen de 15 jaar en pensioensleeftijd
  •  Geen baan hebt
  • Wel actief op zoek bent naar een baan

Slide 39 - Diapositive

Een eind aan je baan
  • Ontslag
  •  Opzegtermijn
  • UWV

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Vidéo

Steeds iets meer waard
  • Bedrijfskolom
  •  Toegevoegde waarde

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Productiesectoren
  • Agrarische bedrijven
  • Industriële bedrijven
  •  Dienstverlenende bedrijven

Slide 45 - Diapositive

Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt, kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal
Arbeid
Natuur

Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen heet investeren

Slide 46 - Diapositive


A
Agrarisch bedrijf
B
Industriëel bedrijf
C
Dienstverlenend bedrijf

Slide 47 - Quiz


A
Agrarisch bedrijf
B
Industriëel bedrijf
C
Dienstverlenend bedrijf

Slide 48 - Quiz


A
Agrarisch bedrijf
B
Industriëel bedrijf
C
Dienstverlenend bedrijf

Slide 49 - Quiz