5.3 Wat kost dat

• Bedrijfseconomie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

5.3 Wat kost dat

les check

De inkoopwaarde van de omzet hoort bij de bedrijfskosten

1. juist
2. onjuist

Dit is een voorbeeld van vaste kosten

1. Afschrijving van een machine
2. Meel bij een bakker
3. Een bestelauto bij de slager
4. Flesdopje bij Grolsch

Dit is voor de aanwezigheidscontrole. Geef je voor- en achternaam.

Variabele kosten.
Variabel betekent hier dat het meebeweegt met de productieomvang.

1. Juist
2. Onjuist

TK is de afkorting voor...
VK is de afkorting voor...

1. Totale kosten Vaste kosten
2. Totale kosten Variabele kosten

Aanschafwaarde - restwaarde
: aantal gebruiksjaren =

1. Aankoop duurzaam productiemiddel
2. Aanschrijving
3. Bepalen verkoopwaarde
4. Afschrijving

In een bloemenwinkel rekent met de voorraad bloemen meestal niet mee bij de liquiditeitsberekening. Waarom?

1. Het gaat om een klein bedrag
2. Voorraad tel je nooit mee bij deze berekening
3. De bloemen blijven niet lang genoeg vers
4. Het is niet bekend hoeveel het gaat opbrengen

Als een dure machine wordt gekocht maakt een onderneming een tijdje geen winst.

1. Juist, eerst moet de machine terugverdiend worden. Gedurende die tijd is er geen winst
2. Onjuist, want de kosten worden over de levensduur van de machine verdeeld en steeds deels van de winst afgetrokken. Dat heet afschrijving(skosten)
3. Juist, dit laat zien dat er geen verschil is tussen uitgaven en kosten.
4. Onjuist, energie- en personeelskosten verlagen de winst van de onderneming.

Totale variabele kosten + Totale constante kosten
= Totale kosten

1. Juist
2. Onjuist

T.O. = T.K.
Totale opbrengst
Totale kosten

1. ...dan is er sprake van netto winst
2. ...dan is er sprake van geen winst
3. ... dan is er sprake van bruto winst
4. ...dan is er geen winst en ook geen verlies.