TOM: Ik en de tijd
1 / 18
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Welke van deze periodes is de oudste?
A
De vroegmoderne tijd: 1492 - 1789
B
De middeleeuwen:
476 tot 1492
C
De prehistorie:
Tot 3500 v.C.
D
De klassieke oudheid:
800 v.C. tot 476
Slide 10 - Quiz
Welke van deze periodes is de jongste?
A
De prehistorie:
Tot 3500 v.C.
B
De middeleeuwen:
478 tot 1492
C
De moderne tijd:
1789 tot 1945
D
De klassieke oudheid:
899 v.C. tot 476
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Vidéo
Duid alle jaartallen uit de 17e eeuw aan
A
1789
B
1876
C
1675
D
1501
Slide 13 - Quiz
In welke eeuw ligt het jaartal 1999
A
20e eeuw
B
21e eeuw
C
19e eeuw
D
18e eeuw
Slide 14 - Quiz
1920 ligt in de 20e eeuw
A
Juist
B
Fout
Slide 15 - Quiz
3000 v.C.
800 v.C.
476
1492
1789
1945
Slide 16 - Question de remorquage
Over welke periode wil je meer weten?
De Prehistorie
Het Oude Nabije Oosten
De Klassieke Oudheid
De Middeleeuwen
De Nieuwe TIjd
De Eigen Tijd
Slide 17 - Sondage
Hierover wil ik nog meer uitleg
