Samenvatting

Samenvatting 
Hoofdstuk 7: Geluid

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Een video bekijken die goed alles over geluid uitlegt (15 min).
  2. Kort de belangrijke punten over geluid bespreken en vragen maken over geluid (20 min).
  3. Vragen stellen aan mij als jullie die hebben (10 min).
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Samenvatting 
Hoofdstuk 7: Geluid

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Een video bekijken die goed alles over geluid uitlegt (15 min).
  2. Kort de belangrijke punten over geluid bespreken en vragen maken over geluid (20 min).
  3. Vragen stellen aan mij als jullie die hebben (10 min).

Slide 1 - Diapositive

0

Slide 2 - Vidéo

Ontstaan van geluid
  • Geluid ontstaat door trillingen. 
  • Deze trillingen zijn afkomstig van een geluid-bron.
  • Mensen maken zelf geluid met hun stembanden.

Slide 3 - Diapositive

Hoe ontstaat geluid?

Slide 4 - Question ouverte

Waar komt geluid vandaan?

Slide 5 - Question ouverte

Hoe maken mensen zelf geluid?

Slide 6 - Question ouverte

Horen van geluid
  • Je hebt drie dingen nodig voor het ontstaan van geluid
  1. Een geluid-bron
  2. Een tussenstof 
  3. Een ontvanger.
  • Geluid hoor je doordat de trillingen het trommelvlies laten bewegen. Deze trillingen worden doorgegeven aan de gehoorbeentjes. Deze geven het signaal door aan je hersenen en zo hoor je geluid.

Slide 7 - Diapositive

Welke drie dingen heb je nodig om geluid te horen?
A
Een geluid-bron
B
Een tussenstof
C
Een ontvanger
D
A t/m C zijn goed

Slide 8 - Quiz

Hoe hoor je geluid? Zet in de juiste volgorde:
1. Signaal naar je hersenen.
2. Trommelvlies gaat trillen.
3. Horen van geluid.
4. Gehoorbeentjes gaan trillen.

A
1-2-3-4
B
2-1-4-3
C
4-1-2-3
D
2-4-1-3

Slide 9 - Quiz

Muziekinstrumenten 
  • Geluid van snaarinstrumenten wordt gemaakt via de snaren en bij blaasinstrumenten door de ingeblazen lucht.
  • Een lage toon krijg je door: lange, dikke en losse snaren.
  • Een hoge toon krijg je door: korte, dunne en strakke snaren.
  • Een luidspreker produceert geluid doordat het dunne vel dat in de luidspreker zit (conus) gaat trillen. De lucht eromheen gaat dan ook trillen en dit komt aan bij je oren.

Slide 10 - Diapositive

Hoe maken snaarinstrumenten en blaasinstrumenten geluid?

Slide 11 - Question ouverte

Hoe krijg je een hoge toon bij een snaarinstrument?
A
Korte, dunne en strakke snaren
B
Korte, dunne en losse snaren
C
Lange, dikke en strakke snaren.
D
Lange, dikke en losse snaren.

Slide 12 - Quiz

Hoe maakt een luidspreker geluid?

Slide 13 - Question ouverte

Frequentie en gehoorbereik
  • Frequentie: het aantal trillingen van een geluid-bron per seconde 
  • Hoe sneller de trilling, hoe groter de frequentie, hoe hoger de toon die je hoort.
  • Frequentie wordt aangegeven met de eenheid Hertz (Hz).
  • Gehoorbereik wordt ook wel frequentiebereik genoemd.
  • Deze is 20 tot 20.000 Hz en wordt kleiner wanneer je ouder wordt. Met name hoge tonen zijn moeilijker te horen.

Slide 14 - Diapositive

Wat is frequentie en wat is de eenheid die daarbij hoort?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het gehoorbereik (frequentiebereik) van mensen?
A
200 tot 20.000 Hz
B
20 tot 2.000 Hz
C
200 tot 2.000 Hz
D
20 tot 20.000 Hz

Slide 16 - Quiz

Hoogte en sterkte van geluid
  • Hoogte van geluid wordt ook wel toonhoogte genoemd.
  • Sterkte van geluid wordt ook wel geluidsterkte genoemd.
  • Eenheid toonhoogte is dus Hertz (Hz).
  • Verschil toonhoogte en geluidsterkte is in wat er gemeten wordt. Toonhoogte meet het aantal trillingen en geluidsterkte hoe groot deze trillingen zijn.

Slide 17 - Diapositive

Welk begrip wordt bij stelling 1 aangegeven en welk begrip bij stelling 2?
1. De hoogte van geluid.
2. De sterkte van geluid.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen toonhoogte en geluidsterkte? (selecteer twee antwoorden)
A
Toonhoogte = aantal trillingen
B
Toonhoogte = grootte van trillingen
C
Geluidsterkte = grootte van trillingen
D
Geluidsterkte = aantal trillingen

Slide 19 - Quiz

Geluidsterkte
  • Geluidsterkte wordt aangegeven met de eenheid Decibel (dB of dB(A)).
  • De (A) in dB(A) betekent dat er rekening wordt gehouden met het menselijk gehoor.
  • Geluidsterkte meet je met een decibel-meter.
  • Het zachtste geluid wat je kunt horen heet de gehoordrempel. Deze is 0 dB(A).

Slide 20 - Diapositive

Situatie 
Geluidsterkte in dB(A)
Popconcert
130
Drilboor 
110
Drukke verkeersweg
80
Een klas aan het werk
60
Bladgeruis
30
Ademen 
10

Slide 21 - Diapositive

Met welke eenheid/eenheden wordt geluidsterkte aangegeven?
A
Hz en dB
B
Hz en dB(A)
C
dB en dB(A)
D
Alleen dB

Slide 22 - Quiz

Hoe meet je de geluidsterkte?

Slide 23 - Question ouverte

Hoe noem je het zachtste geluid wat je kunt horen en wat is de waarde?
A
Gehoordrempel en 0 dB
B
Gehoordrempel en 0 dB(A)
C
Gehoorminimum en 0 dB
D
Gehoorminimum en 0 dB(A)

Slide 24 - Quiz

Nadelen geluid
  • Geluid dat vervelend is heet geluid-hinder.
  • Geluid wat schade aan je oren levert heet gehoor-schade.
  • Geluid wat pijn doet aan je oren heet pijngrens.
  • Gehoorschade treedt op bij langdurige of regelmatige blootstelling aan geluid boven 80 dB(A) en sowieso bij 140 dB(A).
  • De pijngrens ligt daarom ook bij 140 dB(A).

Slide 25 - Diapositive

Welk begrip hoort bij welke stelling?
1. Geluid dat pijn doet.
2. Geluid dat vervelend is.
3. Geluid dat schade oplevert.
A
1 = Gehoorschade, 2 = Geluid-hinder en 3 = Pijngrens
B
1 = Gehoorschade, 2 = Pijngrens en 3 = Geluid-hinder
C
1 = Pijngrens, 2 = Gehoorschade en 3 = Geluidhinder
D
1 = Pijngrens, 2 = Geluid-hinder en 3 = Gehoorschade

Slide 26 - Quiz

Hieronder staan twee stellingen. Welke is/zijn juist?
1. Gehoorschade treedt op bij langdurige of regelmatige blootstelling aan geluid boven 80 dB(A).
2. Gehoorschade treedt sowieso op boven 140 dB(A).
A
Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
B
Stelling 2 is juist en stelling 1 is onjuist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 27 - Quiz

Verminderen van geluid-hinder
  • Om geluid-hinder tegen te gaan, kan je maatregelen treffen. Dit kan bij:
  1. De geluid-bron.
  2. Tussen de geluid-bron en ontvanger.
  3. Bij de ontvanger.
  • Voorbeelden: asfalt dat minder geluid maakt (geluid-bron), machine die lawaai maakt afdekken (geluid-bron), geluids-wal of geluid-scherm langs snelweg (tussen de geluid-bron en ontvanger), gehoorbescherming (ontvanger), geluidsisolatie (ontvanger) etc.

Slide 28 - Diapositive

Om geluid-hinder tegen te gaan, kan je maatregelen nemen. Op welke drie gebieden kan dit?

Slide 29 - Question ouverte

Snelheid van geluid
  • Snelheid van geluid hangt af van de tussenstof.
  • Hoe dichter de tussenstof, hoe sneller het geluid zicht verplaatst.
  • Snelheid van geluid in water = 1500 m/s 
  • Snelheid van geluid in lucht = 340 m/s

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

In welke tussenstof zal geluid zich het snelst verplaatsen?
A
Helium in een ballon
B
Bakstenen in een huis
C
Frituurvet in een pan
D
Gewoon in de lucht

Slide 32 - Quiz

Einde les
Hebben jullie nog vragen?

Slide 33 - Diapositive

Waar welke onderwerpen worden besproken in de video van het begin van de les
  • Waar komt geluid vandaan? --> Geluid-bron  1:15-1:30 
  • Hoe maken mensen zelf geluid? --> Door hun stembanden te laten trillen
  • Hoe ontstaat geluid precies? --> Trillingen 0:58-1:15 en 11:10-11:27
  • Welke drie dingen heb je nodig om geluid te horen? --> Geluid-bron, tussenstof en ontvanger (meestal oren van de mens) 1:30-3:15 
  • Hoe hoor je geluid precies? --> Trommelvlies gaat trillen, daarna de gehoor-beentjes en deze zenden een signaal naar de hersenen waardoor je geluid hoort 3:15-4:17 
  • Hoe werkt een geluidspreker? --> Het dunne vel (conus) dat in een luidspreker zit gaat trillen , hierdoor gaat de lucht eromheen trillen en dit komt aan bij je oren 5:57-6:40
  • Wat is de snelheid van geluid in lucht en in water? --> 340 m/s en 1500 m/s 
  • Hoe maken instrumenten geluid? --> Snaarinstrumenten = snaren en blaasinstrumenten = ingeblazen lucht 4:17-5:32
  • Hoe krijg je een lage toon? --> Lange, dikke en losse snaren 4:17-4:55
  • Hoe krijg je een hoge toon? --> Korte, dunne en strakke snaren  4:17-4:55



Slide 34 - Diapositive

Waar welke onderwerpen worden besproken in de video van het begin van de les
  • Wat is frequentie? --> Het aantal trillingen van een geluid-bron per seconde (hoe sneller de trilling, hoe groter de frequentie, hoe hoger de toon die je hoort). Wordt aangegeven met de eenheid Hertz (Hz) 6:40-7:00 
  • Hoe noem je het gehoorbereik van mensen en wat is deze? --> Frequentie-bereik (20 tot 20.000 Hz). Na mate je ouder wordt, hoor je minder goed (met name hoge tonen = hoge frequentie) 6:40-7:00
  • Hoe noem je de sterkte van het geluid? --> Geluid-sterkte Toonhoogte = 7:00-7:48 | Geluidsterkte = 7:48-8:04
  • Wat is de eenheid van geluid-sterkte? --> Decibel (dB) 9:42-11:10
  • Hoe meet je geluid-sterkte? --> Met een decibel-meter (zacht geluid = kleine geluidsterkte/hard geluid = grote geluidsterkte) 9:42-10:04
  • Hoe noem je het zachtste geluid wat je kunt horen? --> Gehoor-drempel 
  • Hoe noem je het wanneer geluid pijn doet aan je oren? --> Je hebt dan de pijngrens bereikt 11:10-11:34
  • Hoe noem je het wanneer geluid schade levert aan je oren? --> Gehoor-schade 9:12-9:42 en 11:10-11:52
  • Hoe noem je het wanneer jezelf of anderen last hebben van geluid? --> Geluid-hinder 8:54-9:12 
  • Wat kun je doen tegen geluid-hinder? --> Maatregelen nemen 11:52-14:12

Slide 35 - Diapositive