If-sentences (first conditional)

Conditionals


Conditionals zijn voorwaardelijke zinnen: als ..... , dan ......
Een conditional sentence bestaat uit twee delen, een hoofdzin en een zinsdeel met if.

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Conditionals


Conditionals zijn voorwaardelijke zinnen: als ..... , dan ......
Een conditional sentence bestaat uit twee delen, een hoofdzin en een zinsdeel met if.

Slide 1 - Diapositive

First conditional

Slide 2 - Diapositive

First Conditional
Vorm: bij de first conditional gebruik je verschillende tijden in de twee zinsdelen. Bij if gebruik je de Present Simple en in het andere zinsdeel will + een werkwoord.

Gebruik: als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst.

Slide 3 - Diapositive

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
Hier: study

Slide 4 - Diapositive

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
Hier: will pass

Slide 5 - Diapositive

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
  will pass

* If-zin, het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  study

Slide 6 - Diapositive

If - sentences (first conditional)
Onthoud: if en 'will' gaan niet samen.
If you will study well, you will pass the test.

if + present simple
If you study well, 
will + ww.
you will pass the test.
will + ww.
You will pass the test,
if + present simple
if you study well

Slide 7 - Diapositive

First conditional:
If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.
A
have - will buy
B
will have - buy
C
have - buy
D
will have - will buy

Slide 8 - Quiz

First conditional:
If she .......(not listen), I ............(call) the security
A
don't listen/will call
B
didn't listen/ will call
C
doesn't listen/will call
D
doesn't listen/ won't call

Slide 9 - Quiz

First conditional:
If I ... (win) the lottery, I ... (treat) myself with a new car.
A
will win - will treat
B
win - will treat
C
win - treat
D
will win - treat

Slide 10 - Quiz

First conditional:
I ... (stay) home, if it ... (rain)
A
stay - will rain
B
stay - rains
C
will stay - rains
D
will stay - will rain

Slide 11 - Quiz

Vul in First Conditional:
If I ... (see) Mary, I ... (tell) her.

Slide 12 - Question ouverte

Vul in First Conditional:
If you ... (work) hard, you ... (get) rich.

Slide 13 - Question ouverte

Vul in First Conditional:
Their teacher ... (to be) sad if they ... (not - to pass) their exam.

Slide 14 - Question ouverte

Je gebruikt een First Conditional als iets ...... gaat gebeuren.
A
waarschijnlijk
B
niet waarschijnlijk
C
helemaal zeker
D
misschien

Slide 15 - Quiz

I understand the first conditional and I can use it!
YES!
No, I need some more help.

Slide 16 - Sondage

Slide 17 - Vidéo