Samenvatting tijdvak 8

8.1 Industrialisatie en modern imperialisme
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

8.1 Industrialisatie en modern imperialisme

Slide 1 - Diapositive

kenmerkende aspecten
De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving

De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industralisatie

De opkomst van politiek maatschappelijke stromingen: liberalisme, socialisme, comfessionalisme en feminisme


Slide 2 - Diapositive

huisnijverheid
* vanuit de middeleeuwen bestond het gildesysteem nog
* gilden groeiden uit tot gesloten groepen met het monopolie op een ambacht (kwaliteit maar duur en beperkt aanbod)
                huisnijverheid

Slide 3 - Diapositive

Schietspoel 1733







  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
  • De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
  • De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.



Slide 4 - Diapositive


Spinning Jenny
1764



  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
  • Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen




Slide 5 - Diapositive



Waterframe
1769




  • Het Waterframe van Richard Arkwright was een spinmachine aangedreven door een waterrad. Het Arkwright-waterframe kon 96 katoenen draden tegelijk spinnen, wat een gemakkelijkere en snellere methode was dan ooit tevoren.




Slide 6 - Diapositive


Cotton Gin
1793



  • Omdat het spinnen en weven veel sneller ging was er ook meer katoen nodig.
  • Om de zaden sneller uit katoenpluizen te halen vond de Amerikaan Eli Whitney de Cotton Gin uit ("Katoen motor"). Gevolg?
  • Slavernij neemt toe: er zijn veel meer slaven nodig om de katoen te plukken...




Slide 7 - Diapositive

Wat is het grote nadeel van een waterframe?

Slide 8 - Question ouverte


Stoommachine
rond 1764 






  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet
  • Hoger rendement...




De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.

Slide 9 - Diapositive

Noem één voordeel en één nadeel van een stoommachine

Slide 10 - Question ouverte

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 11 - Diapositive

Wat zijn kenmerken van een industriële samenleving?

Slide 12 - Question ouverte

Modern Imperialisme

Slide 13 - Diapositive

noodzaak tot grondstoffen en afzetmarkten
  • Afrika en Azie hadden grondstoffen voor de Europese fabrieken.
  • Grote hoeveelheden voor een lage prijs.
  • Goedkopere producten
  • Grotere afzetmarkten

Slide 14 - Diapositive

Kolonialisme?
  • Vanaf 15de eeuw: kolonialisme --> veroveringen met een economisch doel
  • Kenmerkend: handelsposten op de kusten
  • Vanaf 19de eeuw: modern imperialisme
  • Combinatie van economische en politieke doelen (en culturele..)
  • Politiek: bewijzen macht eigen land (nationalisme)
  • Economisch: grondstoffen en afzetmarkten voor industrie
  • Cultureel: sociaal-darwinisme

Slide 15 - Diapositive

0

Slide 16 - Vidéo

verdere voorbeelden
Fashoda-incident 

Slide 17 - Diapositive

8.2 Een nieuwe sasmenleving

Slide 18 - Diapositive

kenmerkende aspecten
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Discussies over de sociale kwestie

De opkomst van emancipatiebewegingen

Slide 19 - Diapositive

0

Slide 20 - Vidéo

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 21 - Diapositive

Arbeiders staan buitenspel
  • Vanaf de Verlichting: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
  • Maar in de industriesteden was daar niks van te merken. Iedereen was arm en probeerde te overleven.
  • Sociale kwestie: bewustwording van het feit dat er in de eerste fase van de Industriele Revolutie een groot verschil tussen de verschillende sociale groepen was ontstaan (rijk-arm) die dringend om een oplossing vroeg.

Slide 22 - Diapositive

Dit is Adam Smith. Hij leefde van 1723 tot 1790. Hij was een liberale denker. Hij vond dat mensen zoveel mogelijk vrij gelaten moesten worden.
Volgens Adam Smith was de mens een beetje een egoist, maar dat vond hij niet erg. Egoisme zorgde er volgens hem juist voor dat mensen konden overleven.

Slide 23 - Diapositive

Het liberalisme
  • Adam Smith: de mens kan overleven, omdat hij aan zichzelf denkt. De overheid moet zich zo min mogelijk bezighouden met de individuele burger. Vrijheid staat centraal.
  • Liberalen wilden dus niet meewerken aan het oplossen van de sociale kwestie!

Slide 24 - Diapositive

Volgens Adam Smith was het
najagen van eigenbelang
uiteindelijk goed voor de hele
samenleving. Leg dit uit!

Slide 25 - Question ouverte

Dit is Karl Marx. Hij kwam op voor de situatie van de arbeiders en wilde gelijkheid. Hij vond dat de fabrieken nooit in handen mochten zijn van één of een paar personen. Alles moest eerlijk gedeeld worden.
De aanhangers van Marx verdeelden zich in twee groepen. De communisten wilden een opstand (revolutie) waarna het kapitaal (het geld, de fabrieken) in handen zouden zijn van de staat. Iedereen zou het zelfde inkomen krijgen. De sociaaldemocraten (socialisten) wilden dat de overheid met wetten zou komen die uitbuiting tegen zouden gaan.

Slide 26 - Diapositive

Bourgeoisie tegenover proletariaat
  • Karl Marx: in de geschiedenis vindt er een strijd plaats tussen twee klassen (de rijken en de armen). Er moest volgens hem een revolutie plaatsvinden om deze strijd op te lossen.
  • In de praktijk ontstonden er twee groepen:
    1. communisten: zij geloofden dat een gewelddadige revolutie noodzakelijk was
    2. sociaaldemocraten: zij wilden de situatie van de arbeiders verbeteren d.m.v. de wetgeving

Slide 27 - Diapositive

Hoe zou de klassenstrijd volgens Marx verlopen?

Slide 28 - Question ouverte

De chartisten
  • Roep om hervormingen bleef, oa:
  • 'People's charter' > chartisten (1838):
  • - algemeen mannenkiesrecht
  • - jaarlijks geheime verkiezingen
  • - uitbreiding passief kiesrecht
  • - vergoeding parlemenstleden
  • - verdere herindeling kiesdistricten
  • Beweging zakte in door:
  • sociale wetgeving + andere actoren

Slide 29 - Diapositive

8.3 Democratisering

Slide 30 - Diapositive

kenmerkende aspecten
Voortschrijdende democratisering met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces

De opkomst van emancipatiebewegingen

De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Slide 31 - Diapositive

Het revolutiejaar 1848
In Europa vonden veel mensen dat de machtsverdeling moest worden herzien:
Frankrijk: val van de monarchie en uitroeping van de Tweede Republiek
Duitse staten: Frankfurter Parlement om Duitse eenheid te realiseren (niet gelukt, pas in 1871 olv Otto von Bismarck)
Nederland: grondwetwijziging van Thorbecke

Slide 32 - Diapositive

0

Slide 33 - Vidéo

Liberalen

  • Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid

  • Economie helemaal vrij laten

  • Sociale wetten kosten teveel geld

  • Rechts in de politiek

Slide 34 - Diapositive

Socialisten
  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen

  • Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)

  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)

  • Links in de politiek

Slide 35 - Diapositive

Confessionelen
  • Confessie=geloof (Protestant/Rooms-katholiek)

  • Ongelijkheid omdat God het zo wil, maar goede christenen helpen elkaar

  • schoolstrijd 1917 (artikel 23 van de grondwet)

  • Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen

Slide 36 - Diapositive


Feminisme



  • Vrouwen die opkomen voor de (gelijke) rechten van de vrouw
  • Zoals kiesrecht en het worden toegelaten op universiteiten

Slide 37 - Diapositive


Vereeniging voor 
Vrouwenkiesrecht (VVVK)


Wilhelmina Drucker
Aletta Jacobs

Slide 38 - Diapositive

Langzaam verbetering
  • Eerste sociale wetten vanaf 1874: Kinderwetje van Van Houten

  • Leerplichtwet (1900), Woningwet (1901)

  • 1917: Algemeen Kiesrecht voor mannen

  • 1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen

Slide 39 - Diapositive

Wat is de schoolstrijd?
A
De strijd om het openen van bijzonder onderwijs
B
De strijd om het sluiten van bijzonder onderwijs
C
De strijd om het recht op subsidie voor bijzonder onderwijs
D
De strijd om het recht op subsidie voor openbaar onderwijs

Slide 40 - Quiz

De arbeider: 'Alleen als zij er ook van zal profiteren, zijn wij bereid, u te helpen het vrouwenkiesrecht te veroveren.'


Slide 41 - Diapositive

Waar was Albert Hahn, blijkens deze prent, bang voor?

Slide 42 - Question ouverte

De vrouwelijke docter.                           Haar koetsier. 
Geen kiezer.                                               Kiezer.

Slide 43 - Diapositive

Is deze tekenaar voor of tegen het vrouwenkiesrecht? Welk argument gebruikt de tekenaar?

Slide 44 - Question ouverte

Meisje: Moeder, of u thuis komt. Jantje is van de trap gevallen.
Moeder: Ik kom dadelijk, nog twee uur protesteren. Plicht voor alles!
Dochtertje tegen haar moeder:
'Moeder, of u thuiskomt! Pietje is van de
trap gevallen en de dokter zegt dat hij een hersenschudding heeft.' 

De moeder antwoordt:
'Over twee uur word ik afgelost. Dan kom ik dadelijk
thuis hoor! Plicht voor alles.'

Slide 45 - Diapositive

Is deze tekenaar voor of tegen het vrouwenkiesrecht? Licht je antwoord toe.

Slide 46 - Question ouverte