Waarom werk je met een kunststof hark in plaats van met een stalen rechttand hark in de border?
A
Een kunsstof hark is kleiner, waardoor je er makkelijker mee werkt.
B
Een kunststof hark is zwaarder, waardoor je het blad makkelijker bij elkaar harkt
C
Met een kunststof hark is de kans op beschadiging van de planten kleiner tijdens het uitharken.
Slide 4 - Quiz
Gehoorbescherming
A
Knielappen
B
Stofmasker
C
Laskap
D
Spuitmasker
E
Stootkap
F
Veiligheidsschoenen
G
Oordoppen
H
Stofmasker
I
Stofbril
J
Werkhandschoenen
K
Veiligheidshelm
L
Beschermingsbril
M
Stoot cap
N
Slide 5 - Question de remorquage
Wat is sterker: meerjarig gras of eenjarig gras?
A
Eenjarig gras, dat zaait zich elke keer opnieuw uit
B
Eenjarig gras, dat loopt steeds opnieuw uit
C
Meerjarig gras, dat zaait zich elke keer opnieuw uit
D
Meerjarig gras, dat loopt steeds opnieuw uit
Slide 6 - Quiz
Wat is het gebruiksdoel van grasbermen?
A
Nuttig gebruik
B
Siergebruik
C
Recreatief gebruik
Slide 7 - Quiz
Wat gebeurt er met een border als je het grasveld dat ernaast ligt niet op tijd steekt of knipt?
A
De border groeit helemaal vol met eenjarigen
B
De border groeit helemaal vol met bolgewassen
C
De border groeit helemaal vol met struiken
D
De border groeit helemaal vol met gras
Slide 8 - Quiz
Ben zegt dat een plant water, licht en CO2 opneemt en daar vervolgens O2 van maak. Harry zegt dat een plant water, licht en O2 opneemt en daar vervolgens onder andere CO2 van maakt.
A
Alleen Ben heeft gelijk
B
Alleen Harry heeft gelijk
C
Ben en Harry hebben gelijk
D
Ben en Harry hebben ongelijk
Slide 9 - Quiz
Welke groeivoorwaarde is in een verticale tuin niet optimaal voor de onderste planten?
A
Ruimte
B
Temperatuur
C
Voeding
D
Water
Slide 10 - Quiz
Wat is kenmerkend voor stadslandbouw?
A
Dat de groenten gezaaid moeten worden
B
Dat er onkruid gewied moet worden
C
Dat er creatief omgegaan wordt met het verwerken van de groenten
D
Dat er creatief omgegaan wordt met de ruimte
Slide 11 - Quiz
Wat staat er in een beheerplan?
A
Welke werkzaamheden er uitgevoerd moeten worden
B
Wat het doel is van een gebied
C
Welke soorten er (on)gewenst zijn
D
Alle drie de antwoorden
Slide 12 - Quiz
Welke van onderstaande doelen kan in een beheerplan staan?
A
Behoud van de shetland pony
B
Behoud van de otter
C
Behoud van de wilde eend
D
Behoud van de muskusrat
Slide 13 - Quiz
A
Behoud van de shetland pony
B
Behoud van de otter
C
Behoud van de wilde eend
D
Behoud van de muskusrat
Slide 14 - Quiz
Wat is het doel van de prioroteitenlijst in het beheerplan?
Slide 15 - Question ouverte
Sleep de plaatjes naar de bijpassende beheervorm.
Intensief
Extensief
Slide 16 - Question de remorquage
Waarom is verschralen (afvoeren van maaisel) belangrijk voor bermen en natuurgebieden?
A
Om planten die weinig bemesting nodig hebben de kans te geven om te groeien
B
Anders gaat het maaisel rotten
C
Anders krijgt het gras niet de kans om te groeien
D
Dan kunnen de bermen beter bemest worden
Slide 17 - Quiz
Wat is knotten?
A
Het uit de klit halen van haren van grote grazers
B
Het korter maken van struiken
C
Het verwijderen van de kruin van een boom
D
Het weghalen van dode takken
Slide 18 - Quiz
Op welk plaatje zijn ze aan het plaggen?
A
B
C
D
Slide 19 - Quiz
Wat is een nadeel van een waterrijk land?
A
Er is teveel drinkwater
B
Het beheer kost veel tijd en geld
C
Je moet vaak wachten voor een brug
D
Er wordt vooral vis gegeten
Slide 20 - Quiz
Noem 3 voordelen van een waterrijk land
Slide 21 - Question ouverte
Noem 3 doelen van waterbeheer
Slide 22 - Question ouverte
Waterbeheer heeft verschillende doelen. Wat is het hoofddoel?
A
Afvoer van regenwater bij zware regenval
B
Het waterniveau voor de scheepvaart hoog houden
C
Schoon water om in te zwemmen
D
Voorkomen dat delen van Nederland onder water komen te staan
Slide 23 - Quiz
Wat zijn voorbeelden van het waterhuishoudkundige systeem?
A
Stuwen en meren
B
Gemalen en meren
C
Gemalen en sluizen
D
Sluizen en havens
Slide 24 - Quiz
Wat zijn de 3 belangrijkste taken van het waterschap?
Slide 25 - Question ouverte
Waterschappen zijn verantwoordelijk voor: (meerdere antwoorden mogelijk)
A
dijken en duinen
B
muskusrattenbestrijding
C
rioolafvalwaterzuivering
D
wegen en verkeersveiligheid
Slide 26 - Quiz
Boeren en natuurbeheerders willen allebei een andere waterhoogte. Wie wil liever een laag waterpeil?
A
boeren
B
natuurbeheerders
Slide 27 - Quiz
Welk kenmerk hoort NIET bij normaal en gezond water?
A
kleurloos
B
geurloos
C
pH-waarde lager dan 7
D
er komt een aantal soorten micro-organismen voor (in oppervlakte water)
Slide 28 - Quiz
Waardoor kan water vervuild raken? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
een hele heftige regenbui
B
het wassen je auto op straat
C
het spuiten van een gewas met herbicide
D
het bemesten van een weiland
Slide 29 - Quiz
Een indicator voor waterkwaliteit is het zoutgehalte. De norm voor drinkwater is 0,05% zout. Hoe noem je water met een zoutgehalte van tussen de 0,05% en 0,1%?
A
dode zeewater
B
half zout
C
zout (zeewater)
D
brak
Slide 30 - Quiz
Wat zijn voorbeelden van macro-organismen in het water?