H3 po familiegeschiedenis_leerling23

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
15:00
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

PO familiegeschiedenis
Op Magister vind je meer informatie over het po familiegeschiedenis.





Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Planning

Slide 4 - Diapositive

  • In het voorwoord vertel je voor welk onderwerp (of onderwerpen) je hebt gekozen en waarom.
  • Introduceer hier ook de personen die je gaat interviewen. Plaats die personen (kort) binnen een historische context.
  • Tot slot beschrijf je wat je verwachtingen over dit po zijn. 
Een voorwoord is een persoonlijke tekst, die je schrijft in de ik-vorm.

Samenhang: inleiding - kern - slot  



N.B. verwar een voorwoord niet met een inleiding! Het verschil is dat een inleiding meer inhoudelijk is en het voorwoord meer persoonlijk
Je moet een voorwoord kort houden – 3 alinea’s – want de lezer moet namelijk wel geboeid blijven.

Slide 5 - Diapositive

Huiswerk
Dinsdag 19 november:

  • Snelhechter met opdrachtomschrijving elke les mee (tussentijds aftekenen!)
  • Thema gekozen + informatie (feiten) opgezocht (noteer de bron!) en meenemen
  • Voorwoord geschreven: wat staat er in een (goed) voorwoord?

Slide 6 - Diapositive

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
15:00

Slide 7 - Diapositive

Planning

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Uiteenzetting
1. Blijf objectief

Een uiteenzetting is bedoeld om de lezer informatie te geven en deze feiten toe te lichten met andere feiten. Jouw mening mag dus absoluut niet naar voren komen in het stuk. Dit betekent overigens niet dat je helemaal geen meningen mag verwerken in je stuk; wat anderen vinden is geen probleem, mits jij in je stuk niet oordeelt over hun mening.

Slide 10 - Diapositive

Uiteenzetting
2. Meningen van anderen

Als je meningen van anderen vermeldt in je stuk, vergeet dan niet zowel hun naam als hun relatie tot het onderwerp erbij te zetten. 

Voorkom vraag - antwoord, maak er een lopend verhaal met citaten van degene die je hebt geïnterviewd.

Slide 11 - Diapositive

Uiteenzetting
3. Opbouw
Een uiteenzetting bestaat steevast uit drie delen: de inleiding, de kern en het slot. Als je je aan deze opbouw houdt, wordt je stuk voor iedereen duidelijker, omdat de lezer weet waar hij aan toe is.

4. Kopjes
Het gebruik van tussenkopjes kan helpen structuur aan te brengen in je tekst, wat het voor de lezer nog duidelijker maakt. Ook weet hij hierdoor beter van tevoren al wat hij ongeveer kan verwachten van je uiteenzetting, zonder te hele tekst te hoeven doorspitten.

Slide 12 - Diapositive

Bouwplan

Inleiding

In de inleiding van je uiteenzetting wil je de aandacht van de lezer trekken; dit kun je bijvoorbeeld doen door een anekdote te vertellen, de lezer een vraag te stellen, of de relevantie van het onderwerp (nu of vroeger) te benoemen.
Verder wil je er met je inleiding voor zorgen dat de lezer weet wat hij kan verwachten van jouw tekst; introduceer dus het onderwerp en leg uit waar de uiteenzetting over zal gaan. 

Slide 13 - Diapositive

Bouwplan
Kern
In de kern breng je de boodschap van je tekst over: je geeft de feitelijke informatie en de uitleg hierbij. De kern bestaat altijd uit meerdere alinea's.

Volgorde
Zorg ervoor dat de informatie die je geeft in de kern van je uiteenzetting in een logische volgorde staat. Op deze manier is het voor de lezer beter te volgen.

Alinea's
Elk deelonderwerp geef je een eigen alinea. Op die manier wordt je uiteenzetting overzichtelijker en voor de lezer beter te volgen.


Slide 14 - Diapositive

Bouwplan
Slot
In het slot sluit je de tekst af met een conclusie, een samenvatting of een oplossing van een probleem. Het slot is het laatste dat mensen lezen, dus zorg voor een goede laatste indruk met een originele, lekkere uitsmijter – dus niet: 'dit was mijn uiteenzetting' of 'einde'.
Het slot bestaat meestal uit één alinea.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Huiswerk
Woensdag 20 november:

  • Snelhechter met opdrachtomschrijving elke les mee (tussentijds aftekenen!)
  • Thema gekozen + informatie (feiten) opgezocht (noteer de bron!) en meenemen
  • Voorwoord geschreven: wat staat er in een (goed) voorwoord?

Slide 17 - Diapositive

Planning

Slide 18 - Diapositive

Interviewen
Een goede interviewer bereidt zijn interview goed voor. Hij/zij stelt zichzelf daartoe vragen over het ………………………….. van het interview (wil je vragen naar informatie en/of mening?) en de informatie die nodig is om het interview goed te kunnen voeren.
Werkwijze:
 1. Bedenk wat je al weet en wat je nog wilt weten. Maak bijvoorbeeld een …………………………. om alle kennis die je al hebt te ordenen.
2. Bereid je voor door voorafgaand aan het interview ……………………………. over het onderwerp op te zoeken.
3. Bedenk de ………………………. die je wilt stellen. Kies zoveel mogelijk voor ..................... vragen in tegenstelling tot gesloten vragen. Op die manier krijg je zoveel mogelijk informatie. Deze vragen beginnen vaak met vraag-woorden zoals …………………………………………………………………… .
4. Schrijf de vragen op en houd ruimte tussen de vragen open voor de antwoorden.
5. Bedenk of je tussen de vragen door ook nog dingen wilt zeggen tegen de geïnterviewde (bijvoorbeeld informatie geven of een situatie beschrijven).
6. Een goede tip is om je interview ……………… zodat je het later rustig terug kunt luisteren.

Slide 19 - Diapositive

Interviewen
Een goede interviewer bereidt zijn interview goed voor. Hij/zij stelt zichzelf daartoe vragen over het doel van het interview (vragen naar informatie en/of mening?) en de informatie die nodig is om het interview goed te kunnen voeren. De bedoeling van een startvraag is het gesprek op een prettige manier te beginnen. 
Werkwijze 
 1. Bedenk wat je al weet en wat je nog wilt weten. Maak bijvoorbeeld een woordweb om alle kennis die je al hebt te ordenen.
2. Bereid je voor door voorafgaand aan het interview informatie over het onderwerp op te zoeken.
3. Bedenk de vragen die je wilt stellen. Kies zoveel mogelijk voor open vragen in tegenstelling tot gesloten vragen. Op die manier krijg je zoveel mogelijk informatie. Deze vragen beginnen vaak met vraag-woorden zoals hoe, waarom, welke, ...
4. Schrijf de vragen op en houd ruimte tussen de vragen open voor de antwoorden.
5. Bedenk of je tussen de vragen door ook nog dingen wilt zeggen tegen de geïnterviewde (bijvoorbeeld informatie geven of een situatie beschrijven).
6. Een goede tip is om je interview op te nemen zodat je het later rustig terug kunt luisteren.

Slide 20 - Diapositive

Om te beginnen met je eerste interviewverslag:
Kies een onderwerp

- Zoek naar informatie over een tijdsperiode 
- Bedenk wat je wil weten/onderzoeken over dat onderwerp.
- Schrijf je idee(ën) op.

Bedenk interviewvragen

- Kies voor open vragen i.p.v. gesloten vragen.                                    Bedenk minimaal 10 vragen.


Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Interviewverslag  &  achtergrondinformatie zoeken
onderwerp (thema) / ong. vier deelonderwerpen / illustraties

  



Inleiding: A Algemene beschrijving van de geinterviewde  - introductie
                                                                                                               - historische context
                    B Onderwerp (bv. onderwijs in de jaren '50)

Kernalinea's (deelonderwerpen)  - onderwijsvisie  (doel van onderwijs)
                                                                - organisatie  (klassen, leeftijd, opstelling lokaal)
                                                                - didactiek   (de manier van lesgeven)                
                                                                - pedagogiek  ( gezag docent en straffen)           
                                                                - kansengelijkheid (verschil jongens en meisjes)

Bedenk kortom wat je over je onderwerp wil weten: stel daar interviewvragen over
Tekstopbouw

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Opbouw alinea
  • In een alinea staat meestal een kernzin -> geeft aan waar de alinea over gaat/ belangrijke informatie.

  • De rest van de alinea bestaat dan uit toelichting en/of voorbeelden bij de kernzin. 
  • Slide 25 - Diapositive

    Opbouw alinea (2)

    • Begin de alinea met een inspringing: gebruik daarvoor de tab-toets. 
    • Start een alinea met (een) kernzin(nen) (1e en/of 2e zin). De kernzin(en) gaat/gaan over de algemene informatie, gevonden over jouw onderwerp.
    • De rest van de alinea bestaat dan uit; 
    • 1. een toelichting en/of voorbeelden bij de kernzin(nen). 
    • 2. citaten, voorbeelden en/of ervaringen van de geinterviewde(n).                                           N.b. schrijf je verslag in de derde persoon enkelvoud (hij/zij ....)

    Slide 26 - Diapositive

    Slide 27 - Diapositive

    Schrijftips
    1. Schrijf foutloos: geen spel- en formuleerfouten.
    2. Maak je zinnen niet te lang. 
    3. Bedenk goed waar een zin begint en eindigt. 
    4. Een zin begint niet met een voegwoord (terwijl, want, maar, en).
    5. Lees je tekst nog eens goed na.

    Slide 28 - Diapositive

    Meer samenhang creëeren

    Slide 29 - Diapositive

    • In het nawoord heb je ruimte om te reflecteren en te evalueren. Het is belangrijk om stil te staan bij jouw ervaringen van de afgelopen periode. 
    • Wat ging goed? Wat vond je moeilijk? Wat heb je geleerd? Wat zou je de volgende keer anders doen? Zijn je verwachtingen (zie voorwoord) uitgekomen? 

    Ook het nawoord is een persoonlijke tekst, die je schrijft in de ik-vorm.

    Samenhang: inleiding - kern - slot 


    Je moet een nawoord kort houden – 3 alinea’s – want de lezer moet namelijk wel geboeid blijven.

    NA

    Slide 30 - Diapositive