WEBB 5.1 t/m 5.16

Welkom
5 HAVO ECONOMIE  ||  2021-2022
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
5 HAVO ECONOMIE  ||  2021-2022

Slide 1 - Diapositive

Deze LessonUp
Deze LessonUp gaat over heel hoofdstuk 5 van Werk en Werkloosheid. Een deel daarvan hebben we ook in de les al gedaan, maar is denk ik goed om even te herhalen. Neem alle slides door en maak de vragen serieus. Hoofdstuk 6 slaan we over en hoeven jullie dus ook niet te leren voor de toets. Na de vakantie gaan we de onderwerpen van vorig jaar herhalen die naast Werk en Werkloosheid getoetst worden. Succes!

Slide 2 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van baancreatie?

A
Bestuurder van een drone
B
Zelf scannen bij de supermarkt
C
Onbemand tankstation
D
Zelf rijdende taxi

Slide 3 - Quiz

In een periode van laagconjunctuur is het saldo van baancreatie en baanvernietiging negatief.


A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Met welk contract heb je GEEN flexibele baan?
A
Oproepcontract/ 0-urencontract
B
Vast contract
C
Uitzendbaan contact
D
Tijdelijk contract

Slide 5 - Quiz

Een soepel ontslagrecht betekent dat de procedure om mensen te ontslaan.....

A
gemakkelijker wordt
B
moeilijker wordt

Slide 6 - Quiz

Uit welke groepen mensen van de bevolking bestaat de beroepsbevolking?

Slide 7 - Question ouverte

Hoe hoog is het werkloosheidspercentage in dit land?
A
4,9 %
B
4,7 %
C
3,5%
D
3,4%

Slide 8 - Quiz

Hoe wordt werkloosheid gemeten?
Aantal werklozen tellen via enquêtes. 
Werkloos als je tussen de 15 en 75 jaar bent en minder dan 1 uur per week werkt, actief op zoek bent naar betaald werk voor 1 uur of meer en beschikbaar bent. 

Ingeschreven bij UWV-WERKbedrijf --> uitkering (afhankelijk van arbeidsverleden)


Slide 9 - Diapositive

Stel het aantal werklozen ligt op 700.000. Wat zegt dit dan?
A
Elke maand zijn er 700.000 andere mensen werkloos
B
700.000 mensen blijven een heel jaar werkloos.
C
700.000 mensen zijn werkloos.

Slide 10 - Quiz

Wel of geen doorstroom
Wat is de kans om werkloos te worden?
Wat is de kans om vervolgens weer een baan te vinden?

Slide 11 - Diapositive

De beroepsbevolking, werkzaam = 7.323
De beroepsbevolking, werkloos = 680 en
de niet-beroepsbevolking = 3.009
Totaal = 11.012
Wat is het werkloosheidspercentage?
A
9,3%
B
6,2%
C
33,5%
D
8,5%

Slide 12 - Quiz

Wie zorgen voor de bestedingen?
A
Consumenten
B
Consumenten, producenten
C
Consumenten, producenten, buitenland
D
Consumenten, buitenland

Slide 13 - Quiz

Vraaguitval
Consumenten
Producenten
Buitenland
--> minder besteden --> minder productie --> minder werkgelegenheid --> meer werkloosheid. 
Conjuncturele werkloosheid
Kenmerkend in een periode van Laagconjunctuur. 

Slide 14 - Diapositive

Wat voor soort arbeidsmarkt is er in laagconjunctuur?
A
Krappe
B
Ruime

Slide 15 - Quiz

Leg in stappen uit wat er met de arbeidsmarkt gebeurd in hoogconjunctuur.

Slide 16 - Question ouverte

Conjuncturele werkloosheid
Door vraaguitval. 
Lonen zijn niet flexibel --> loonstarheid. 
  • Gemaakt afspraken
  • CAO
Onvrijwillige werkloosheid

Zonder CAO zijn de lonen flexibeler. 

Slide 17 - Diapositive

Evenwichtsloon
Vraag en aanbod van arbeid zijn aan elkaar gelijk. 
We gaan hier mee rekenen: 

L = jaarloon --> eigenlijk je ontbrekende X

Slide 18 - Diapositive

Wat is het evenwichtsloon bij
Qa = 0,6L - 3.000
Qv = -0,4L + 10.000
A
L=10.000
B
L=13.000
C
L=15.000
D
L=20.000

Slide 19 - Quiz

Wat is hier het evenwichtsloon?
A
1
B
9
C
17
D
40

Slide 20 - Quiz

Natuurlijke werkloosheid
Niet het gevolg van de op- en neergang van de economie. 
Frictiewerkloosheid
  • Werkloos tijdens het zoekproces naar een baan. 
Structurele werkloosheid
  • Veranderingen in de economie door technologische ontwikkelingen en verschuivingen tussen bedrijfssectoren. 

Slide 21 - Diapositive

Onder welke werkloosheid vallen schoolverlaters die op zoek gaan naar een baan?
A
Conjuncturele
B
Frictie
C
Structurele

Slide 22 - Quiz

In slechte tijden in de economie worden er meer mensen werkloos. Onder welke werkloosheid valt dit?
A
Conjuncturele
B
Frictie
C
Structurele

Slide 23 - Quiz

Geef een voorbeeld van structurele werkloosheid.

Slide 24 - Question ouverte

Wat gebeurt er bij conjuncturele werkloosheid?
A
een bedrijf gaat anders produceren
B
de bedrijfscultuur verandert
C
een bedrijf ontslaat zomaar medewerkers
D
er is geen vraag meer naar het product

Slide 25 - Quiz

Wat is werkgelegenheid?
A
Het aantal arbeidsplaatsen/ banen die er binnen een land zijn
B
Alle mensen die nog op zoek zijn naar een baan
C
het aantal mensen die niet kunnen werken
D
Alle mensen tussen de 15 en 67 jaar oud die willen en kunnen werken.

Slide 26 - Quiz

Werkgelegenheid
Alle vraag naar arbeid. 
  • Verandert door Creatie en destructie
Beïnvloed door
  • Binnenlandse en internationale concurrentie
  • Technologische ontwikkelingen
  • Politieke beslissingen
  • Globalisering van de economie

Slide 27 - Diapositive

Arbeidsmarktbeleid
Natuurlijke werkloosheid beïnvloeden --> door de overheid
  • Verbeteren van arbeidsbemiddeling (werkgever en personeel bij elkaar brengen). 
  • Geven van loonsubsidies --> aantrekkelijker om werklozen met een lage opleiding in dienst te nemen. 
  • Aanbieden of verplicht stellen van scholingstrajecten. 
  • Flexibiliseren van de arbeidsmarkt. 

Slide 28 - Diapositive

Markt of overheid?
Vrije markt
  • Marktmechanisme zorgt voor evenwicht. 
  • Overheid is overbodig.
Keynes
  • Vraaguitval leidt tot werkloosheid. 
  • Oplossing: de vraag moet herstelt worden. 

Slide 29 - Diapositive

Wat kan de overheid doen om de vraaguitval te herstellen?

Slide 30 - Question ouverte

Automatische stabilisator
Uitkeringen
Belastingen

Als het slecht gaat zijn er meer mensen die uitkeringen ontvangen en wordt er minder belasting betaald. 
Als het goed gaat zijn er minder mensen die uitkeringen ontvangen en word er meer belating betaalt. 

Slide 31 - Diapositive

Aan de slag!
Maak de opdrachten van H5 en kijk deze na. Ik zorg dat alle antwoorden op Classroom staan. 
Klaar? Ga verder met je PO!

Slide 32 - Diapositive