M2: Unidad 2 Les 8 - Herhaling toekomende tijd + gustar
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMBOStudiejaar 1,2
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
We starten in 5 minuten met de les.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Lesprogramma
Lesdoelen voor vandaag: Después de la clase...
Kan je in het Spaans vertellen wat je gaat doen m.b.v ir + a + infinitivo.
Kan je het werkwoord gustar gebruiken om aan te geven wat je wel of niet leuk vindt.
A: Toetsstof voor periode 1
B: Toekomende tijd
C: Gustar
Slide 4 - Diapositive
Unidad 1: Mis proyectos
Unidad 2: Mi nueva vida
- De toekomende tijd
- De overtreffende trap
- Praten over plaatsen met "es", "tiene", "hay", of "está"
- Werkwoord gustar
-Woordenlijst H1
- "Ser" en "estar"
- De hoeveelheden
-Woordenlijst H2
Lesstof periode 1 (25 nov t/m 29 nov)
pagina 18 & 19
pagina 32 & 33
Slide 5 - Diapositive
De toekomende tijd
Wat is de toekomende tijd? -Dingen die nog moeten gebeuren/ dingen die je van plan ben om te gaan doen. Things that still need to be done / things you are planning to do
Vb: *Gaan + ww
Ik ga straks de afwas doen. We gaan zo een stukje lopen.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
De toekomende tijd
Ir + a + hele ww
Slide 8 - Diapositive
Sleep de juiste vorm van 'IR' naar het juiste doel.
Kayleigh y Éllia _____ (ir) a escuchar música.
Vosotros ______(ir) hacer compras.
¿Tú________ (ir) a casa en coche?
Yo _______ (ir) a comer pizza
Mariá y yo _____(ir - nosotros) a cenar juntas.
van
vais
vas
voy
vamos
Slide 9 - Question de remorquage
Vul de juiste vormen van ir + a + infinitivo in.
1. Yo _______ (ir) _______ (estudiar) para el examen de español.
2. Nosotros _______ (ir) _______ (comer) en un restaurante italiano este sábado.
3. Tú _______ (ir) _______ (visitar) a tu abuela mañana.
4. Ellos _______ (ir) _______ (ver) una película esta noche.
5. Mi amiga _______ (ir) _______ (hacer) ejercicio en el gimnasio.
6. Vosotros _______ (ir) _______ bailar el sábado.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Gustar = leuk vinden/ houden van
Bij gustar moet je altijd op 2 dingen letten:
1. De persoon:
Rijtje van: me, te, le, nos, os, les
2. Staat dat wat je leuk vindt in het: enkelvoud, meervoud, of is het een werkwoord.
Slide 12 - Diapositive
Werkwoord gustar
pagina 40
zelfstandig naamwoord, enkelvoud / hele werkwoord
zelfstandig naamwoord, meervoud
Slide 13 - Diapositive
El verbo gustar
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling.
ellos/as
yo
él/ella
nosotros/as
tú
vosotros/as
le
me
os
te
les
nos
Slide 14 - Question de remorquage
gusta
gustan
A mí me ...... comer.
Le ..... los bombones.
A ti te ..... el chocolate.
Os ...... la pasta y galletas.
Slide 15 - Question de remorquage
Gustar = leuk vinden/ houden van
Vul de juiste vorm van gustar (gusta of gustan) en het juiste voornaamwoord (me, te, le, nos, os, les) in.
1. A Juan y a mí ____________________________________ el fútbol.
2. A vosotros ____________________________________ los gatos.
3. A mí ____________________________________ viajar.
4. A él ____________________________________ las fiestas.
5. A ustedes ____________________________________ los libros.
6. A ti ____________________________________ los coches.
7. A María ____________________________________ el chocolate.
Slide 16 - Diapositive
A trabajar!
Werkboek opdracht 1 & 4 blz 25
Slide 17 - Diapositive
Wat heb je van
deze les geleerd?
Slide 18 - Question ouverte
Wat vind je nog moeilijk?
Slide 19 - Question ouverte
Lesdoelen✔
Después de la clase...
Kan je in het Spaans vertellen wat je gaat doen m.b.v ir + a + infinitivo.
Kan je het werkwoord gustar gebruiken om aan te geven wat je wel of niet leuk vindt.