4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

4.3 Ongelijkheid binnen landen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

4.3 Ongelijkheid binnen landen

Slide 1 - Diapositive

lesplanning
13.25 -13.30 Welkom
13.30 - 13.33 Lesplanning en leerdoelen
13.33 - 13.45 Check vragen paragraaf herhalen 4.1 en 4.2
13.45 - 14.00 Lezing en filmpjes ongelijkheid
14.00 - 14.35 Leerwerkopdrachten paragraaf 4.3  /afronden 4.2
14.35 -14.45 Afronden Kahoot vlaggenquiz

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je weet het verschil tussen sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid én de formele en informele sector.
  • Je begrijpt dat het bbp/hoofd als gemiddeld getal nadelen heeft.
  • Je kunt op een kaart gebieden indelen naar welvaart.

Slide 3 - Diapositive

Herhaling van de sectoren uit 4.1

Slide 4 - Diapositive

Formele en informele sector
  • De formele sector = Het officiële deel van de economie. De activiteiten in de formele sector vind je terug in de statistieken van de overheid. Dit zijn de inkomsten uit de primaire, secundaire en tertiaire sector.
  • De informele sector of scharreleconomie = Het niet-officiële deel van de economie, ook wel scharreleconomie genoemd. De activiteiten van deze sector komen meestal niet in de statistieken van de overheid terecht. Denk herbij aan een schoenpoetser of straatverkoper.

Slide 5 - Diapositive

Kenmerken formele sector:
  • telt mee voor het BBP
  • belasting betalen
  • vast inkomen
  • wel uitkering bij ziekte

Kenmerken informele sector:
  • niets officieel genoteerd
  • geen belasting betalen
  • wisselende inkomsten
  • geen uitkering bij ziekte

Slide 6 - Diapositive

De informele sector in beeld: Een messenslijper in Havana, de hoofdstad van Cuba (Van Dijk, 2016).
  • De rijkdom in de Verenigde Staten is oneerlijk verdeeld. 
  • Van iedere 100 dollar in de VS krijgt 90% van de bevolking 17 dollar.
  • De rest van het geld gaat naar de rijken en superrijken..
  • Deze grote verschillen noem je
    sociale ongelijkheid.

Slide 7 - Diapositive


Vraag: Welke conclusie kun je hieruit trekken?

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Sociale ongelijkheid
  • De rijkdom in de Verenigde Staten is oneerlijk verdeeld. 
  • Van iedere 100 dollar in de VS krijgt 90% van de bevolking 17 dollar.
  • De rest van het geld gaat naar de rijken en superrijken.
  • Deze grote verschillen noem je sociale ongelijkheid.
  • Alleen kijken naar het BBP/hoofd heeft dus nadelen, want het zegt niets over de verschillen binnen in een land!

Slide 10 - Diapositive

Simpel voorbeeld:
  • Hoera! De school geeft jullie als klas een bedrag van  € 100!
  • Klinkt leuk, maar....
  • Inwoners uit De blauwe zoom krijgen 90 euro en de rest 10 euro.
  • Niet eerlijk, toch?

Slide 11 - Diapositive

Regionale ongelijkheid
In 4.1 hebben we gezien dat wanneer je kijkt naar de welvaart in de wereld, je de wereld in drie gebieden kunt indelen: 
  1. Centrum (meest ontwikkeld, koplopers)
  2. Semi-periferie (redelijk ver ontwikkeld, volgers)
  3. Periferie (ontwikkelingslanden, achterblijvers)
  • Deze verdeling in arm en rijk kun je ook vaak terug vinden binnen landen.
  • Dit heet: regionale ongelijkheid.

Slide 12 - Diapositive

Regionale ongelijkheid in Mexico
Waar staan de letters A, B en C voor?
  • A = Centrum
  • B = Semi-periferie
  • C = Periferie
Wat is het gevolg?
Mensen trekken in arme landen van arme gebieden naar de rijkere gebieden in het land. Dus van C naar A of B en van B naar A.

Slide 13 - Diapositive

Wat is het verschil tussen de formele en de informele sector?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid?

Slide 15 - Question ouverte

Hoe kunnen we een land indelen op basis van welvaart?

Slide 16 - Question ouverte

Waarom moet je uitkijken met het meten van welvaart aan de hand van het BBP/hoofd?

Slide 17 - Question ouverte

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 18 - Quiz

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 19 - Quiz

Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 20 - Quiz

Welk kenmerk hoort bij de formele sector?
A
Wisselende inkomsten
B
Geen belasting betalen
C
Telt mee voor het BBP
D
Geen uitkering bij ziekte

Slide 21 - Quiz

Welk kenmerk hoort bij de informele sector?
A
Telt mee voor het BBP
B
Geen uitkering bij ziekte
C
Vast inkomen
D
Belasting betalen

Slide 22 - Quiz

Centrum, Periferie of Semi-periferie?
A
Centrum
B
Periferie
C
Semi-periferie

Slide 23 - Quiz

Wat past goed bij een land
in de semi-periferie
A
Opkomende economie, sterke dienstensector
B
Opkomende economie, sterke industrie
C
Opkomende economie, sterke primaire sector
D
Opkomende economie, sterke tertiaire sector

Slide 24 - Quiz

ruimtelijke of sociale ongelijkheid? 

Slide 25 - Diapositive

ruimtelijke of sociale ongelijkheid? 

Slide 26 - Diapositive

BRP China
BRP VS

Slide 27 - Diapositive

Waarom verhuizen arme mensen naar rijkere gebieden?

Vanwege het BRP! BRP= bruto regionaal product
"alles wat in een bepaald gebied wordt verdiend, gedeeld door het aantal inwoners."
--> Gebieden met een laag BRP = arme gebieden
--> Gebieden met een hoog BRP = rijke gebieden

Slide 28 - Diapositive

Sloppenwijken
Sloppenwijk
Favela
Shanty town
Slums
krottenwijk

Slide 29 - Diapositive

Filmje India
Oorzaak-gevolg redenen
-Vul de vragen van de lesbrief in!

Slide 30 - Diapositive

Workhoptijd 14.00 -14.35
4.3 maken (huiswerk) alle opgaven
Daarna -> paragraaf 4.1 en 4.2 afmaken

Verdieping/versnelling :
In vogelvlucht         (kijkopdracht) of
Topografie Nederland maken!

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo