Dag 6

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Thema 3

Wonen

de kamer

• een ruimte in je huis
• de kamer - de kamers
• zin: Ik heb een huis met 4 kamers.
• zin: In welke kamer staat het bed?

28

de kerk

• een gebouw waar mensen samen komen om te geloven.
• de kerk - de kerken
• zin: Op zondag ga ik naar de kerk.

30

de keuken

• De keuken is een plek in huis waar je eten kook.
• de keuken - de keukens
• zin: In de keuken staan een koelkast, een fornuis en een magnetron. 

31

de kilometer

• Een kilometer is hetzelfde als 1000 meter. Kilometer = km
• Kilo = 1000
• zin: De afstand tussen de school en het station is 3 kilometer. 

32

klein

• niet groot
• klein - kleiner - kleinst
• zin: Een muis is een klein dier. 
• zin: Ik ben kleiner dan mijn broer.

33

In mijn ....... staat een ....... en
de .......... van mijn muur is ..........

27-28

1. kamer - kast - gordijn - geel
2. huis - bed - kast - groot
3. kamer - keuken - kleur - hard
4. kamer - kast - kleur - paars

In mijn ............. kook ik ............... en dan
eet ik het op ............ tafel in de ............

27-30

1. keuken - eten - aan - kamer
2. keuken - eten - aan - keuken
3. kamer - eten - aan - kamer
4. keuken - eten - op - kamer

A - Een kilometer tomaten.
B - Een kilometer lopen.
C - Een kilometer is 1000 meter.
D - Een kilometer is zwaar.

31

1. A - fout B - goed C - fout D - fout
2. A - fout B - goed C - goed D - fout
3. A - goed B - goed C - goed D - fout
4. A - fout B - goed C - goed D - goed

32

Wat is klein?