Lezen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Leesvaardigheid

Leesstrategieen

- Bekijk de titel, de plaatjes en lees de inleiding?

- Wat voor tekst is het?

- Lees de vraag voor je de tekst inhoudelijk leest.

- Onbekende woorden: lees de zin ervoor + erna.

- Onbekende woorden: kijk of je het woord herkent uit een andere taal

- Onbekende woorden: gaat het om een werkwoord? 

- Signaalwoorden: leer deze voor jezelf

In welke tijd staat dit werkwoord?
travaillais

1. Présent
2. Passé composé
3. futur simple
4. imparfait

Signaalwoorden

Aussi= ook

Mais= maar

En plus= bovendien

pourtant, par contre= echter

Car= want

parce que= omdat

donc, alors= dus

finalement= ten slotte

Wat is het hele werkwoord van travaillais?

Vraagwoorden

qui betekent ...

quoi betekent ...

pourqoui betekent ...

comment betekent ...

où betekent ...

combien betekent ...

Qu'est-ce que betekent ...

zelfstandig aan het werk 

Neem de link over in Teams.

Pak een woordenboek erbij indien nodig

Schrijf veel voorkomende woorden op die je niet kende

Wat lees je in de tekst over de organisatie 'Boules Épiques'?
Deze organisatie ...

1. ruimt dode egels op langs de snelwegen en begraaft ze in de natuur
2. Strijdt tegen het gebruik van landbouwgif om de egels te beschermen
3. Vangt gewonde egels op en zet ze vervolgens weer terug in de natuur

Wie is tegen onverwachte overhoringen op school?

1. Eléa
2. Madelon
3. Bibi

Nakijken van de rest:

verdient er ook geld aan.

Aan de slag met andere leesteksten!

Je krijgt het nakijkmodel opgestuurd dan kan je in de vakantie ook nakijken.

Leesvaardigheid

les devoirs 

le vocabulaire 

Wat betekent: qu'est-ce qui est vrai d'après le premier alinéa?

Qu'est-ce qu'on apprend au dernier alinéa?

Selon Sarah, il est important de bouger.
Wat betekent '' Selon'' hier?

Une enfance difficile ....?

La libération de la femme

Sa mère meurt. Gabrielle et ses soeurs sont elevees dans un orphelinat.
Wat betekent 'meurt' hier?

1. A
2. B
3. C
4. D

kortere rokken zijn kenmerkend voor coco chanel

1. waar
2. niet waar

''les jupes les plus courtes''

de kleren zijn eenvoudig en praktisch

1. waar
2. niet waar

des vêtements simples et pratiques

De kleren zijn vaak zwart en wit

1. waar
2. niet waar

'' Ils sont souvent noirs et blancs'' 

Ja of nee?

1. A
2. B
3. C
4. D

''Le parfum le plus vendu au monde''

Ga naar Quizlet.live

https://quizlet.com/nl/210856180/frans-leestoets-veel-voorkomende-vragen-woorden-flash-cards/ 

Nakijkmodel

Ben je nog niet klaar met de teksten van vandaag? Maak de rest voor jezelf af. Het nakijkmodel staat op Magister. 

Komende donderdag

Oefentoets in 'toets' setting.