rekenen B1 voordeel hoofdstuk 3 en 4

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

rekenen B1 voordeel hoofdstuk 3 en 4

Planning van de les

10:45-11:15 oefenen extra lesmateriaal, afmaken hoofdstuk 1 en 2

11:15-11:45  probleem van de dag hoofdstuk 3, afmaken hoofdstuk 3

11:45-12:15 probleem van de dag hoofdstuk 4, theorie hoofdstuk 4, opdracht 1 samen 

12.15-12.30  toets hoofdstuk 3

12:30-13:00 PAUZE

Doelen van deze les

Ik kan rekenen met negatieve getallen.

Ik kan uitleggen hoe ik de sommen uitreken.

Ik kan rekenen met kommagetallen.

ik kan uitleggen hoe ik de sommen uitreken.

Oefenen en afmaken

• Kijk op de sticker op je boekje wat je nog moet verbeteren of afmaken.
• Werk aan het extra lesmateriaal dat je hebt gekregen

Groepjes

groep 1	groep 2	groep 3	groep 4
Majd	Kendrick	Daniela	Arda
Ryanne	Rana	Dean	Lemat
Miro	Yafet	Savic	Rama
	Mo	Ayesha

Wanneer of waar kom je negatieve getallen tegen?

probleem van de dag

hoofdstuk 3

Kun je nu rekenen met negatieve getallen?

😒🙁😐🙂😃

Hoofdstuk 3 afmaken

• In groepjes hoofdstuk 3 afmaken
• Snap je iets niet? Bespreek het in je groepje
• Snap je het nog niet? Vraag je docent
• klaar? kijk de sommen na met je groepje.

Welke sommen had je niet goed?

Wat wil je nog oefenen van hoofdstuk 3?

planning donderdag 31-10

Quiz hoofdstuk 3 (10 min) -> einde lesson up (zwarte quiz)

oefenen (30 min):

• negatieve getallen
• grote getallen in letters en cijfers
• delen (Savic)

Probleem van de dag hoofdstuk 4 (5 min)

Hoofdstuk 4 theorie (10 min)

Opdracht 1 klassikaal (15 min)

Opdracht 2,3,4,5 in groepjes daarna bespreken (30 min)

Afsluiting quiz (10 min) -> blauwe quiz

oefenen hoofdstuk 3

Je gaat oefenen met sommen uit hoofdstuk 3

Introductie hoofdstuk 4

Probleem van de dag

Los de sommen op samen met je groepje

Kun je rekenen met kommagetallen?

😒🙁😐🙂😃

Waar of wanneer moet je rekenen met komma getallen?

Theorie kommagetallen

• Rekenen met komma getallen kan op dezelfde manier als rekenen met hele getallen.
• TIP: controleer altijd of de komma op de juiste plek staat.
• Je kan verschillende manieren gebruiken om met  kommagetallen te rekenen.

Manier 1: rijgen

Je kunt op deze manier de waarde van de cijfers goed zien.

3,78 + 2,5 = 6,28

berekening:

3,78 + 2.0= 5,78

5,78 + 0,5 = 6,28

Manier 2: cijferen

Bij lastige getallen, kun je cijferen.

14,15 - 6,62 = 

	3	11
1	4 ,	1	5
	6,	6	2
	7,	5	3

Manier 3: 

Bij vermenigvuldigen (x) van kommagetallen kun je

• Zonder komma's rekenen en de komma in de uitkomst op de juiste plek zetten:

0,7 x 0,8 = 0,56

7 x 8 = 56

In de keersom staan 2 cijfers achter de komma. 

In de uitkomst dus ook.

dus 0,56

Delen van kommagetallen

Bij het delen van kommagetallen kun je dezelfde manier gebruiken.

3,6 : 3 = 1,2

36 : 3= 12

Het eerste getal heb je 10 keer zo groot gemaakt (3,6 x 10).

Nu maak je de uitkomst weer 10 keer zo klein (:10)

dan wordt de uitkomst dus 3,6

Delen van kommagetallen

Je kan ook beide getallen groter maken:

10,8 : 1,2

108 : 12 = 9

Je hebt beide getallen x10 gedaan.

Je krijgt nu dezelfde uitkomst.

Snap je nu hoe het moet?

Waar heb je nog extra uitleg over nodig?

We maken opdracht 1 samen

Kleiner dan, groter dan of gelijk aan?

0,4 ..... 0,04

1. <
2. >
3. =

1.976 duizend negenhonderd zesenzeventig

1. <
2. >
3. =

2,5 miljoen ...... 5 ton

1. <
2. >
3. =

300.000 ....... 6 ton

1. <
2. >
3. =

11,3 miljoen - 5 ton =

1. 10.800.000
2. 11.300.500
3. 11.350.000

vijftienduizend x 2 =

1. 10.000
2. dertigduizend
3. 30.000
4. 7.500

-6 -8 =

1. 2
2. -2
3. -14
4. 14

8 - 19 =

1. -11
2. 27
3. -27
4. 11

-10 + 8 =

1. 2
2. -18
3. -2
4. 18

-9 + 13 =

1. -22
2. 22
3. -4
4. 4

Ik heb 225 euro op mijn bankrekening.
Ik moet 300 euro betalen.
Hoeveel geld heb ik nu op mijn bankrekening?

1. 525
2. 75
3. -75
4. -525

5 ton - 30.000 =

1. 470.000
2. 47.000
3. 200.000
4. 20.000

1 ton =

1. 100
2. 1000
3. 10.000
4. 100.000

1,2 + 4,5 =

1. 3,3
2. 5,7
3. 5,5
4. 3,7

2,78 + 4,22 =

1. 6
2. 2
3. 7
4. 7,10

8,2 - 5,1 =

1. 3,1
2. 4,1
3. 2,1
4. 3

4,57 - 3,24 =

1. 1,33
2. 2,33
3. 0,33
4. 1,43

1,5 x 3,2 =

1. 4,5
2. 45
3. 4,8
4. 48

9,6 : 3,2 =

1. 3,5
2. 3
3. 6
4. 1,3

7,2 x 5,6 =

1. 35,8
2. 40,32
3. 42,8
4. 12,32

8,2 : 4,1 =

1. 2,1
2. 4,1
3. 2
4. 4