blaaskatheter, sp, blaasspoelen

 katheteriseren
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

 katheteriseren

Slide 1 - Diapositive

Urine wordt door de nefronen geproduceerd
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Wat wordt bedoeld met intermitterend katheteriseren?
A
legen van de blaas m.b.v. een katheter
B
eenmalig legen van de blaas op regelmatige tijdstippen
C
client leegt zelfstandig de blaas met een katheter
D
eenmalig legen van de blaas

Slide 3 - Quiz

Wat is 1 nadeel van een verblijfskatheter?
A
risico op artritis
B
risico op spasme
C
risico op uwi
D
risico op galstenen

Slide 4 - Quiz

Een SP katheter zit op de volgende plek?
A
boven het schaambeen
B
onder het schaambeen

Slide 5 - Quiz

Een SP katheter wordt ingebracht door?
A
Neuroloog
B
Anesthesioloog
C
Uroloog
D
Verzorgende

Slide 6 - Quiz

Welke methode van blaasspoelen kennen we bij een 2 lumen katheter

A
gesloten systeem
B
open systeem
C
beide juist
D
beide onjuist

Slide 7 - Quiz

Het opheffen of voorkomen van verstoppingen is geen indicatie van blaasspoelen.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

De beste temperatuur van blaasspoelvloeistof is?
A
op kamer temperatuur
B
maakt niet uit
C
op lichaamstemperatuur
D
40 graden

Slide 9 - Quiz

Welke katheter gebruik je wanneer je ook continu moet blaasspoelen?
A
eenmalige katheter
B
driewegkatheter
C
dubbelloopskatheter

Slide 10 - Quiz

Wat is geen indicatie voor het inbrengen van een verblijfskatheter?
A
urineretentie
B
postoperatief
C
wens van de zorgvrager
D
obstructie van de prostaat

Slide 11 - Quiz

Katheteriseren is een voorbehouden handeling?
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Een Tiemann katheter heeft een gebogen punt.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Een dubbellumen katheter word ook wel een...... (welk antwoord is juist) genoemd.
A
1 malige katheter
B
Catheter a demeure

Slide 14 - Quiz

Een vrouw heeft een langere urinebuis dan een man.
A
juist
B
fout

Slide 15 - Quiz

Een gesloten opvangsysteem minimaliseert het risico op kathetergerelateerde urineweginfecties.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Blaaskrampen tijdens blaasspoelen kunnen ontstaan door?
A
te koude blaasvloeistof
B
verkeerde blaasvloeistof
C
te warme blaasvloeistof

Slide 17 - Quiz

Wat is een juiste interventie bij blaaskrampen
A
Bijvullen van de ballon
B
Grotere charrière katheter inbrengen
C
Verminderen van de balloninhoud
D
Verhogen van de vochtintake

Slide 18 - Quiz

Wat is een voordeel van het gebruik van een suprapubische katheter?
A
Bevordering van mobiliteit
B
Vermindering van urineweginfecties
C
Verbetering van cognitieve functies
D
Versterking van het immuunsysteem

Slide 19 - Quiz

Een pas aangelegde SP katheter moet binnen........ weer worden ingebracht.
A
binnen 1 uur
B
binnen 3 uur
C
binnen 6 uur
D
binnen 1 tot 6 uur

Slide 20 - Quiz

De huid rondom een supra pubiskatheter wordt gereinigd met
A
steriel water
B
kraanwater
C
zinkzalf
D
alcohol

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste betekenis van urine retentie?
A
De hoeveelheid urine wat je uit plast
B
De hoeveelheid urine wat je niet uit plast

Slide 22 - Quiz

Hoe kan prostaathypertrofie zich uiten bij mannen?
A
Harde urinestraal
B
Vocht vasthouden in de benen
C
Koorts
D
Nadruppelen

Slide 23 - Quiz