3V Relative pronouns

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Relative pronouns

Monday, September 30th

Na deze les...

• Kun je 6 betrekkelijke voornaamwoorden (relative pronouns) van elkaar onderscheiden

• Kun je deze 6 betrekkelijke voornaamwoorden correct toepassen in zinnen

Wat weet je al over
betrekkelijke voornaamwoorden?

Wat is het doel?

• Verbindt twee zinnen die een gemeenschappelijk onderdeel hebben.
• Extra informatie in één zin, waar je anders twee zinnen nodig had.
  

Voorbeeld

1) I play tennis with Bart.

2) Bart lives in Alkmaar.

> I play tennis with Bart, who lives in Alkmaar.

1) I play tennis with Bart.

2) Tennis is my favorite sport.

> I play tennis, which is my favorite sport, with Bart.

Who vs Whom

The dog ate the meatball -> Who ate the meatball?

The teacher talked with the parents -> Who talked with the parents?

We fought the dragon -> Whom did we fight?

I drew this picture for you -> For whom did I draw this picture?

Wanneer gebruiken we who/that?

1. bij dieren of dingen
2. bij persoonlijk bezit en onderlinge relaties
3. bij personen
4. bij plaatsen en locaties

Wanneer gebruiken we whose?

1. bij personen
2. bij plaatsen en locaties
3. bij dieren of dingen
4. bij persoonlijk bezit en onderlinge relaties

Wanneer gebruiken we which/that?

1. bij persoonlijk bezit en onderlinge relaties
2. bij dieren of dingen
3. bij plaatsen en locaties
4. bij personen

________ bag is this?

The country _______ I originally came from is at war.

My bike, ______ I owned for three years, needs some maintenance.

These people, ______ all study psychology, are students here.

The final boss, ______ I battled for two hours, is finally defeated.

Ik kan betrekkelijk voornaamwoorden van elkaar onderscheiden en correct toepassen in zinnen

1. Ja dat kan ik :)
2. Een beetje, maar nog niet helemaal
3. Ik vind het nog lastig

Vragenlijst

https://forms.gle/ds347y9vsf9PrExP6