H2 lezen blok 4 opdracht 3

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Leesvaardigheid

Blok 4, opdracht 3

Voorbereiding

Je hebt gemaakt:

• Lezen, blok 4, opdracht 3.

Je hebt geleerd:

• Vier verbindingsmanieren om alinea's te verbinden.

Lesdoelen

• Herhaling theorie lezen  (vorig jaar + blok 1 t/m 3).
• Kunnen herkennen verbindingsmanieren in teksten.

Hoe noem je zo'n woord als 'ze' in deze zinnen?

'Ze' is in deze zinnen een:

Wat kun je in de plaats van 'ze' invullen?

Wat kun je in de plaats van 'ze' invullen?

Welke manieren van inleiden ken je?

Welke manier(en) van inleiden is gebruikt in Tekst 5?

1. Onderwerp aankondigen
2. Aanleiding voor het schrijven noemen
3. Kort grappig of bijzonder verhaaltje
4. Eén of meerdere vragen stellen

Welke verbindingsmanieren voor alinea's ken je?

Verbindingsmanieren 

Alinea's zijn vaak aan elkaar verbonden. Zo krijg je samenhang en niet allemaal op zichzelf staande stukjes tekst.

HOE?

• d.m.v. een signaalwoord;
• d.m.v. een herhaling van woorden of woordgroepen;
• d.m.v. een overgangszin met verwijzing (verwijswoord);
• d.m.v. een aankondigende zin.

Welke verbindingsmanier(en) heb je hier herkend?

Welke verbindingsmanier heb je herkend?

1. Signaalwoord
2. Herhaling
3. Overgangszin met een verwijzing
4. Aankondigende zin

Welke verbindingsmanier(en) heb je hier herkend?

Alinea 2: welke signaalwoorden herken je?

Alinea 2: welke signaalwoorden heb je herkend?

Alinea 2: welke signaalwoorden herken je?

Welk verband geven de signaalwoorden 'als eerste' en 'vervolgens' aan?

1. Uitspraak-opsomming
2. Uitspraak-tegenstelling
3. Uitspraak-voorbeeld

Bladzijde 143

Welke verbindingsmanier heb je herkend?

1. Signaalwoord
2. Herhaling
3. Overgangszin met een verwijzing
4. Aankondigende zin

Het verwijswoord 'dat' verwijst naar iets wat in de alinea ervoor gezegd is.

Welke verbindingsmanier heb je herkend?

1. Signaalwoord
2. Herhaling
3. Overgangszin met een verwijzing
4. Aankondigende zin

De alinea's zijn verbonden met een signaalwoord. Dit blijkt uit het woord 'maar'.

Huiswerk

Maken: Lezen, Blok 4, opdracht 4 (bladzijde 190)

Noteer in je planner!