epilepsie

EPILEPSIE
Verpleegkunde
Module A2
Periode 8, week 3
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

EPILEPSIE
Verpleegkunde
Module A2
Periode 8, week 3

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
De student:
Kan in eigen woorden weergeven wat epilepsie inhoudt.
Kan verschillen vormen van epileptische insulten uitleggen.
Kan verschillen vormen van behandelingen bij epilepsie benoemen.
Kan oorzaken en uitlokkende factoren van epilepsie benoemen.
Kan aangeven hoe de diagnose van epilepsie wordt gesteld.
Kan aangeven wat belangrijke leefregels zijn voor iemand met epilepsie.
Kan aangeven waaruit verpleegkundige zorg bestaat bij een zorgvrager met epilepsie.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar denk je aan bij epilepsie?

Slide 3 - Carte mentale

Epilepsie is een aandoening van het centrale zenuwstelsel.
De hersenen bestaan uit zenuwcellen. 

Voor bepaalde processen worden elektrische prikkels doorgegeven met boodschapperstoffen (neurotransmitters).
De overdracht van de elektrische prikkels is verstoord.


Wat is epilepsie?
Epilepsie is een aandoening die zich uit in de vorm van aanvallen. Deze ontstaan door een plotselinge, tijdelijke en ongecontroleerde verstoring van elektrische prikkeloverdracht in de hersenen (een soort van kortsluiting).


Epilepsie is een aandoening waarbij een persoon getroffen wordt door vaker terugkerende aanvallen, waarbij de motoriek, de beleving en het gedrag plotseling veranderen, 
eventueel gepaard gaande met bewusteloosheid.

Pas bij herhaling van aanvallen is sprake van epilepsie

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Epilepsie wordt ook wel de 'vallende' ziekte genoemd
A
klopt
B
klopt, maar dan de Fallende ziekte
C
klopt niet
D
klopt niet, ziekte van Marphan

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Prevalentie / incidentie
  • In Nederland hebben ongeveer 200.000 mensen epilepsie
  • Jaarlijks komen er ± 6000 mensen bij
  • Bij ± 70 % openbaart het zich vóór het 20e levensjaar
  • Boven de 60 jaar is de kans op epilepsie weer groter
  • Mannen hebben 15% meer kans
  • 30 % van de mensen met een verstandelijke beperking heeft epilepsie

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke soorten epileptische
aanvallen ken je?

Slide 9 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gegeneraliseerde aanval 
partiële of focale aanval

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Soorten epileptische aanvallen
Partiële aanvallen: hierbij is sprake van een plaatselijke stoornis in een hersenhelft.  Eenvoudig of complex.

Gegeneraliseerde aanvallen: stoornis doet zich in de gehele hersenen voor. 
- Absences
- Tonisch-clonische aanval
- Atonische aanvallen
- Myoclonische aanvallen
 




Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Je hoort plots een gil en een smak. Wanneer je bij de zorgvrager komt ligt hij op de grond en schokt met armen en benen. Hij is niet aanspreekbaar. Wat is er aan de hand en waarom gilt de zorgvrager?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vervolg soorten epileptische aanvallen

Epilepsie syndromen: Neurologische verschijnselen die samengaan met epileptische verschijnselen. 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Status epilepticus: Epileptische aanvallen die meer dan 30 min. optreden. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kunnen oorzaken zijn
van epilepsie?

Slide 19 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorzaken
- Zuurstoftekort in de hersenen (bv tijdens geboorte of a.g.v. een ongeval)
- Aangeboren afwijkingen in de hersenen (vaatanomalieën)
- Stofwisselingsstoornissen of ontregelingen
- Infecties (bv hersenvliesontsteking)
- Tumoren
- Giftige stoffen
- Eerder gevormd littekenweefsel
- Bij 30 % is sprake van verhoogde aanleg of erfelijkheid

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kunnen triggers zijn voor
een epileptische aanval?

Slide 21 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitlokkende factoren
  • Overmatig alcoholgebruik
  • Discolampen (flikkering)
  • Voor of na grote spanningen
  • Door een tekort aan slaap
  • Hormonale veranderingen (menstruatie)
  • Sterke temperatuurwisseling (koorts)

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Diagnostiek
Anamnese: Een goede beschrijving van de aanval (video-opname) bijhouden van een aanvalskalender
Neurologische onderzoek:
 - EEG (meten van de elektrische activiteit), verschillende vormen
 - CT-scan (bv bij bloedvatmisvormingen)
 - MRI-onderzoek (om structuurafwijkingen te kunnen meten)
 - neuropsychologisch onderzoek

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke interventies pas je toe bij een epileptisch insult?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Coupeermedicatie
Medicatie die ervoor zorgt dat aanval onderbroken wordt. (Couperen betekent 'afsnijden'). Medicatie wordt ingebracht via:

  • Rectaal: Stesolid rectiole
  • Wangzak: Rivotril druppels
  • Neusspray: Midazolam



Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Behandeling
  • Medicamenteuze behandeling (anti-epileptica)
- helpt in ± 70 % van alle gevallen
- werking wordt oa met bloedspiegel bepaald
- heeft over het algemeen nadelige bijwerkingen
- therapietrouw is belangrijk

  • Chirurgische behandeling om haard te verwijderen
  • Ketogeen dieet (vooral bij kinderen)
  • Nervus Vagus stimulatie


Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Leefregels
  • Rekening houden met de ziekte
  • Baden (zwemmen) 
  • Sporten (
  • Helm dragen
  • Beperkt alcoholgebruik
  • Autorijden 
  • Beroep
  • Slapen / rusten
  • Stressvolle situaties vermijden
  • Uitlokkende prikkels vermijden

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verpleegkundige zorg
Goed observeren:
  • Was er een aura / voortekenen?
  • Hoe / waar begon de aanval?
  • Hoelang duurde de aanval?
  • Tijdstip van de aanval
  • Verschijnselen tijdens de aanval (bewustzijn, motorisch, ogen, ademhaling)
  • Gedrag vóór de aanval
  • Uitlokkende factoren
  • Veranderingen in gezondheidstoestand

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vervolg vpk zorg
  • Goed invullen van een aanvalskalender
  • Bescherming bieden
  • Zorg bieden na een aanval (incontinentie, bedrust, verwardheid)
  • Begeleiding bij medicatie-inname
  • Voorlichting over medicatie, leefregels
  • Verwijzen naar patiëntenvereniging

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke aanval is sprake van bewustzijnsverlies?
A
Focale aanvallen
B
Gegeneraliseerde aanvallen

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een grand mal is kans op hersenbeschadiging door zuurstoftekort.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is sprake van een gegeneraliseerde epileptische aanval?

A
Als het op één plek in de hersenen begint
B
Als de aanval verspreid in de gehele hersenen begint
C
Als de aanval ergens anders in het lichaam begint

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Anti-epileptica kan de patiënt gerust een dag overslaan, zo goed zijn ze.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is sprake van een status epilepticus?
A
Wanneer een aanval vanzelf over gaat
B
Wanneer een aanval niet vanzelf over gaat
C
Wanneer een aanval langer dan een kwartier duurt
D
Wanneer een aanval langer dan een half uur duurt

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions