L1 Lezen H2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Schrift 
• Pen

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Schrift 
• Pen

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Schrift 
• Pen

Mededelingen

Wat moet ik weten?

Wat gaan we doen?

• Lesdoelen
• Mededelingen
• Lezen
• Bespreken huiswerk
• Uitleg
• Aan het werk
• Huiswerk
• Evaluatie les

Lesdoelen

• Ik kan onderscheid maken tussen hoofdzaken en bijzaken in een korte tekst.

Lezen in stilte

Nakijken huiswerk

Opdracht 4 en 5 vanaf blz. 16

Gebruik een andere kleur pen. Corrigeer je antwoord, indien fout.

Heb je een vraag?

Steek je vinger op!

Hoofdzaken en bijzaken

De belangrijke informatie in een tekst noem je de hoofdzaken.
Wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.

Hoofdzaken vinden

• Lees de inleiding en het slot
• Lees de eerste en laatste zin van elke alinea
• Kijk naar de lay-out (de opmaak)

Zelfstandig werken

Maak:

startopdracht, opdracht 1 en 2 vanaf blz. 38

Lever boekkeuzeformulier in (download het formulier, sla het document op en upload het opnieuw). 

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!
Ben je klaar?
Maak opdracht 3 OF ga lezen in je leesboek.

Rustig samenwerken

Maak: 
startopdracht, opdracht 1 en 2 vanaf blz. 38
Lever boekkeuzeformulier in (download het formulier, sla het document op en upload het opnieuw.

Heb je een vraag? Steek je vinger op!

Ben je klaar?
Maak opdracht 3 OF ga lezen in je leesboek.

Huiswerk

Datum:
Maandag 5 september

Maken:

startopdracht, opdracht 1 en 2 vanaf blz. 38

Lesdoelen

• Ik kan onderscheid maken tussen hoofdzaken en bijzaken in een korte tekst.

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Tot de volgende les!

Startopdracht blz. 38

1. buitensporten

2. a) In het midden staat wat belangrijk is.

     b) Hoe verder je naar links of rechts gaat, hoe minder belangrijk het wordt.

3. atletiek, watersport, wielersport

4. wintersport

5. eigen antwoorden, bijvoorbeeld: snelwandelen, hordenlopen, speerwerpen, 100 meter sprint

6. eigen antwoorden, bijvoorbeeld: bergsport, paardensport, balsporten