TA7 2.2.7 vaste voorzetsels

doel:
Ik leer wat werkwoorden met een vast voorzetsel zijn.
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

doel:
Ik leer wat werkwoorden met een vast voorzetsel zijn.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

nog een voorbeeld
Ik betaal voor de bestelling.
 
Ik betaal aan de verkoper.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Voorzetsel (vz)
Voorzetsels geven een tijd of een plaats aan.
 
voorzetsels die een plaats aangeven: op, in, voor, achter.

voorzetsels die een tijd aangeven: na, voor, tijdens.
Je kunt voorzetsels voor ‘de boot of de kast’ zetten.


Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wat is het werkwoord?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het voorzetsel?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het werkwoord?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het Wat is het voorzetsel??

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het werkwoord?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het voorzetsel?

Slide 14 - Question ouverte

Welk voorzetsel past op de lege plek?

Slide 15 - Question ouverte


A
om
B
met
C
van
D
naar

Slide 16 - Quiz

Ik ben dol ... patat met mayonaise.
A
in
B
aan
C
op
D
voor

Slide 17 - Quiz

Wij genieten .... het mooie weer.
A
van
B
met
C
aan
D
onder

Slide 18 - Quiz

Welk voorzetsel is juist?
A
van
B
met

Slide 19 - Quiz

Welk voorzetsel is juist?
A
om
B
over

Slide 20 - Quiz

Welk voorzetsel is juist?
A
over
B
op

Slide 21 - Quiz

Welk voorzetsel past het beste?
A
over
B
met
C
tegen
D
voor

Slide 22 - Quiz

Welk voorzetsel past het beste?
A
over
B
met
C
tegen
D
voor

Slide 23 - Quiz

Welk voorzetsel past het beste?
A
over
B
met
C
tegen
D
voor

Slide 24 - Quiz

Ik zoek.................mijn nieuwe pen.
A
op
B
naar
C
met
D
door

Slide 25 - Quiz

De ouders informeren.................de resultaten.
A
van
B
met
C
aan
D
naar

Slide 26 - Quiz

Welk vast voorzetsel past onder de vlek?

Slide 27 - Question ouverte

Welk vast voorzetsel past onder de vlek?

Slide 28 - Question ouverte

Welk vast voorzetsel past onder de vlek?

Slide 29 - Question ouverte

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Zij wachten.............een bericht.

Slide 30 - Question ouverte

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Wij verhuizen............. de stad.

Slide 31 - Question ouverte

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Luisteren jullie ............Spotify?

Slide 32 - Question ouverte

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Wij denken ...... onze zieke opa.

Slide 33 - Question ouverte

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

De tweeling lijkt ….. elkaar.

Slide 34 - Question ouverte

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 35 - Diapositive