Jarig in de ruimte 3

begrijpend lezen


Jarig in de ruimte 3
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

begrijpend lezen


Jarig in de ruimte 3

Slide 1 - Diapositive

Waar gaat de tekst 'Jarig in de ruimte' over?
A
opblaasbare taarten
B
ruimtestation ISS
C
cadeautjes
D
jarig zijn in de ruimte

Slide 2 - Quiz

doel 
Je gaat de tekst Jarig in de ruimte samenvattten door er vragen over te stellen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Lees de tekst.
Onderstreep tijdens het lezen de belangrijke woorden.
Dat gaat je straks helpen bij het maken van de opdrachten.

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn de beste sleutelwoorden (belangrijke woorden) voor de 1e alinea?
A
opblaasbare - familie - kleine - jarig - soms
B
astronauten - verjaardag - ruimte - taart - cadeautjes
C
familie - astronauten - verjaardag - soms - kleine
D
wel - ruimte - kaarsjes - ruimtestation- taart

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de beste sleutelwoorden voor de 2e alinea?
A
ISS - rondje - aarde - anderhalf uur - ruimtedag
B
rondje - als - gedurende - buiten - eigenlijk
C
ruimtedag - duurt - 22 - jarig - ondergaan
D
ISS - rondje - duurt - buiten - jarig

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de beste sleutelwoorden voor alinea 3?
A
leuk - natuurlijk - feest - aardse - tijdrekening
B
gelukkig - hebben - ontspanning - aarde - tijd
C
ruimte - tijdrekening - werk - verjaardag - kalender
D
feest- aardse - kalender - ontspanning - werk

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Vidéo

Vragen
Bedenk bij de 1e alinea (r. 1 - 6) een vraag. 
Denk om Wie, Wat, Waar, Waarom of Hoe?
Het antwoord op de vraag moet in de alinea staan.
In het antwoord kun je de sleutelwoorden gebruiken.

Schrijf de vraag op een blaadje.

Slide 10 - Diapositive

vragen 
Bedenk bij de 2e alinea (r. 8 - 13) een vraag.
Denk om Wie, Wat, Waar, Waarom of Hoe?
Het antwoord op de vraag moet in de alinea staan.
In het antwoord kun je de sleutelwoorden gebruiken.

Schrijf de vraag op een blaadje.

Slide 11 - Diapositive

vragen
Bedenk bij de 3e alinea (r. 15-20) een vraag.
Denk om Wie, Wat, Waar, Waarom of Hoe?
Het antwoord op de vraag moet in de alinea staan.
In het antwoord kun je de sleutelwoorden gebruiken.

Schrijf de vraag op een blaadje.

Slide 12 - Diapositive

Schrijf nu het antwoord bij je vragen. Gebruik de sleutelwoorden. Maak hier een foto

Slide 13 - Question ouverte

Samenvatting
Je hebt nu een samenvatting gemaakt door vragen te stellen.

Juf kijkt de les zo snel mogelijk na. Bij de antwoorden schrijf ik tips. Die kun je teruglezen door op deze les te klikken. 

Slide 14 - Diapositive