T4 - Werkwoordspelling herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Wat weet je nog-nog-nog?

                                                          me kofschip verzuipd in de see

lopen

ik loop   ik liep

jij loopt   jij liep

hij/zij/u loopt  hij/zij/u liep

wij lopen    wij liepen

jullie lopen    jullie liepen

zij lopen    zij liepen

lopend

 ik heb gelopen         de lopende band

zij hebben gelopen  de gelopen race

Hoe weet je hoe je een werkwoord moet schrijven?

Welke drie vormen van het werkwoord komen het meest voor?

In welke tijd staat het werkwoord?

Kees maakt vanmiddag een afspraak.

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd
4. onvoltooide tijd

In welke tijd staat het werkwoord?

Janet had gisteren een afspraak.

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd
4. onvoltooide tijd

In welke tijd staat het werkwoord?

Huilend kwam ze thuis.

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd
4. onvoltooide tijd

In welke tijd staat het werkwoord?

Dat had Kees nooit VERWACHT.

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd
4. onvoltooide tijd

Werkwoorden - vormen

1. persoonsvorm - tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm - verleden tijd
3. voltooid deelwoord - (ik heb/ben) ......
4. onvoltooid deelwoord - hele werkwoord+d
5. bijvoeglijk naamwoord - het geverfde huis
6.   bijvoeglijk naamwoord- de krijsende man

Werkwoorden - vormen

1. pv tt -> +T?  regels kennen of 'lopen'
2. pv vt -> +te(n) of +de(n) of sterk   'T KOFSCHIP
3. voltooid deelwoord - (ik heb/ben) -> kijk naar de VT
4. onvoltooid deelwoord - hele werkwoord+d
5. bijvoeglijk naamwoord - 1 d of 1 t
6.   bijvoeglijk naamwoord- zo eenvoudig mogelijk

Ik (worden) later een succesvol arts.

1. word
2. wordt
3. werd
4. geworden

Wat (worden) jouw dochter later?

1. word
2. wordt
3. geworden
4. werd

Met mij is nooit wat (worden) op de Theateracademie.

1. word
2. wordt
3. werd
4. geworden

(Melden) jij je vanavond nog aan voor de audities?

1. Meld
2. Meldt
3. Meldde
4. Gemeld

Gisteren (komen) Gijs en Freek een zwerfhondje tegen.

1. komen
2. kwamen
3. komden
4. gekomen

Vorige week (spreken) ik de nieuwe teamleider van het Tvmbo-t.

1. spreekte
2. sprak
3. spreek
4. gesproken

Wat is het voltooid deelwoord van verwachten?

1. verwachte
2. verwachten
3. verwacht
4. verwachtten

Wat is het voltooid deelwoord van fietsen?

1. fietsten
2. gefietst
3. gefietsd
4. gefietste

Wat is het voltooid deelwoorden van reizen?

1. reisde
2. reiste
3. gereisd
4. gereist

Wat is het verschil tussen een onvoltooid en een voltooid deelwoord?

voltooid deelwoord (vd)

ik heb ...... gelopen/gewerkt/gelachen/gereisd

ik ben ...... geslagen/verhuisd/ geslaagd/verstopt

elk werkwoord heeft 1 voltooid deelwoord

hoe schrijf je voltooid deelwoord?

kijk naar de verleden tijd (gebruik evt. 't kofschip)

onvoltooid deelwoord (od)

hele ww + d

lopend   fietsend   lachend   blaffend   strompelend   zingend

wordt vaak in een bijvoeglijk naamwoord gebruikt

de lopende band   de fietsende student   het lachende meisje

de blaffende hond  de strompelende jongen   de zingende man

ww als bijvoeglijk naamwoord

voltooide en onvoltooide deelwoorden worden als bijvoeglijke naamwoorden gebruikt:

de gelopen race      de lopende band

het gezongen lied     de zingende dame

het verbrande huis     het brandende huis

de gefietste route      de fietsende groep

Kijk naar de spelling: wat valt op?

Werkwoorden - vormen

1. persoonsvorm - tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm - verleden tijd
3. voltooid deelwoord - (ik heb/ben) ......
4. onvoltooid deelwoord - hele werkwoord+d
5. bijvoeglijk naamwoord - het geverfde huis
6.   bijvoeglijk naamwoord- de krijsende man