Kapitel 5 - Lektion 5

Deutsch
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Deutsch

Slide 1 - Diapositive

Lektion 5: 
Kapitel 5, Lektion 5: Lesen: Ik kan informatie vinden en begrijpen in teksten op internet.
Hören: Ik kan gedetailleerde aanwijzingen volgen.
Hören: Ik kan een korte uitleg begrijpen.
Grammatik: Ik kan de onvoltooid verleden tijd van de modale werkwoorden en wissen toepassen (S. 93).

 

Slide 2 - Diapositive

Nächste Woche Prüfung! 

Slide 3 - Diapositive

Herhaling van het vorige hoofdstuk! Verleden tijd modale werkwoorden 

Slide 4 - Diapositive

De rij die je al weet: 
dürfen --> mogen
können --> kunnen
mögen --> lusten, graag willen
müssen --> moeten
sollen --> moeten, zullen
wissen --> weten
wollen --> willen

Slide 5 - Diapositive

Hoe maak je verleden tijd? 
Verleden tijd van de modale werkwoorden:
De vormen van de modale werkwoorden in de onvoltooid verleden tijd lijken sterk op de zwakke (=regelmatige) werkwoorden. Je moet er een paar stappen ondernemen om de goede vorm te vinden:


Slide 6 - Diapositive

Stappenplan: 
1. Je zoekt telkens eerst de stam.
2. Dan voeg je eerst -te voor de verleden tijd toe.
3. Hieraan voeg je (daar waar nodig) de uitgang toe.
4. Vervolgens moet je bij een aantal modale werkwoorden de stamklinker veranderen





Slide 7 - Diapositive

De 3 groepen: 
We onderscheiden drie groepen van de modale werkwoorden in de o.v.t..
Groep 1: Deze groep omvat de werkwoorden sollen en wollen.
Deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd als zwakke werkwoorden.


Slide 8 - Diapositive

Groep 2: 
Deze groep omvat de modale werkworden dürfen, können, müssen en wissen.
Bij deze werkwoorden verandert de stamklinker in de verleden tijd:
dürfen ->durfte (ü wordt u).
können ->konnte (ö wordt o).
müssen ->musste (ü wordt u).
wissen ->wusste (i wordt u).
Vervolgens worden deze werkwoorden "regelmatig" vervoegd.

Slide 9 - Diapositive

Groep 3: 
Het werkwoord mögen wijkt enigzins af van de rest, omdat hier de hele stam verandert.
mögen ->mochte (mög wordt moch).

Slide 10 - Diapositive

groep 1:
sollen
ich sollte
du solltest
er/sie/es sollte
wir sollten
ihr solltet
sie/Sie sollten 

wollen
ich wollte
du wolltest
er/sie/es wollte
wir wollten
ihr wolltet
sie/Sie wollten

Slide 11 - Diapositive

Groep 2: 
Zie volgende dia ;) 

Slide 12 - Diapositive

Ww: 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
dürfen
durfte
durftest 

durfte 

durften 

durftet 

durften
können

konnte
konntest 

konnte 

konnten 

konntet 

konnten
müssen

musste

musstest 
musste 

mussten 

musstet 

mussten
wissen

wusste
wusstest 

wusste 

wussten 

wusstet 

wussten

Slide 13 - Diapositive

Groep 3: 
mögen: 
ich mochte
du mochtest 
er/sie/es mochte 
wir mochten
ihr mochtet
sie/Sie mochten

Slide 14 - Diapositive

Gestern ……….. wir leider nicht
(verleden tijd)
timer
0:20
A
können
B
konntet
C
könnten
D
konnten

Slide 15 - Quiz

Warum .............. du gestern nicht mitkommen
(verleden tijd)
timer
0:20
A
willst
B
wolltest
C
wollst
D
wollte

Slide 16 - Quiz

Vul in (verleden tijd):
Niemand ............ diesen Friseur (=kapper).
A
mögt
B
mogen
C
durfte
D
mochte

Slide 17 - Quiz

Vul in (verleden tijd):
............ ihr, wo ihr das Päckchen abholen .....................?
A
Musstet, wusstet
B
Wusstet, musstet
C
Weißt, sollt
D
Sollen, weißen

Slide 18 - Quiz

Hebben müssen en können in de verleden tijd ook een Umlaut.
timer
0:20
A
ja
B
nee
C
alleen in de personen enkelvoud
D
alleen in de personen meervoud

Slide 19 - Quiz



Ich ______ nach Hause gehen. vt
A
musste
B
müsste
C
muss
D
möchte

Slide 20 - Quiz

Ihr ______ noch nicht nach Hause? vt
A
können
B
könntet
C
konntet
D
könne

Slide 21 - Quiz