Startrekenen 1F H5 delen deel 2

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Startrekenen 1F

Voor deze les heb je nodig?

Pen en uitrekenpapier

Wat weet je nog van de  vorige les?

Terugblik

Reken uit.

120 : 2 =

Reken uit.

560 : 7 =

Reken uit.

250 : 50 =

Reken uit.

1800 : 90 =

Ik kan een grotere deling splitsen in 2 delingen die ik uit de deeltafels ken.

Je kent de rekenafspraken voor het afronden.

Je kunt afronden op een tiental.

Je kunt afronden op een honderdtal.

Je kunt afronden op een duizendtal.

Ik kan schatten

1. Je kunt een deling splitsen

2. Van 1 lastige deling, maak je 2 delingen

3. Je rekent deze delingen uit

4. Tel de uitkomsten bij elkaar op

Grotere deling splitsen

Grotere deling splitsen

01:08

Wat is het grootste antwoord van de tafel van 6?

01:43

Wat blijft er nou van die 72 over om te delen door 6?

Opdracht 9

Schrijf zo op:

96 : 6 =16

------------

60 : 6=10          (10 x.....)

36 : 6=  6 +       (wat er overblijft)

                     

Maak een foto van je uitwerking

Opdracht 10

Schrijf zo op:

96 : 6 =16

------------

60 : 6=10          (10 x.....)

36 : 6=  6 +       (wat er overblijft)

Gebruik de ruimte onder op blz 82 en 83 om de berekeningen op te schrijven zoals hierboven.

                     

Opdracht 11

Schrijf zo op:

96 : 6 =16

------------

60 : 6=10          (10 x.....)

36 : 6=  6 +       (wat er overblijft)

                     

Online: Hoofdstuk delen: oefeningen:

- Deeltafels

- Delen met grote getallen

- tientallen delen

Hoofdstuk 5

Opdracht 1 t/m 9

Maken

Boek

Blz 76-81 Delen opdracht 9-13

Studiemeter Domein 1- delen

Delen met grote getallen 

tientallen delen 

Wat weet je al over afronden?

Afronden: je maakt er een rond getal van.

Regels

Afronden op een tiental: je kijkt naar de eenheden.
Afronden op een honderdtal: je kijkt naar de tientallen.
Afronden op een duizendtal: je kijkt naar de honderdtallen.

Dan geldt:
0 t/m 4 afronden naar beneden (het cijfer dat je laat staan verandert niet).
5 t/m 9 afronden naar boven (je verhoogt het cijfer dat je laat staan met 1).

Bijvoorbeeld

Afronden op een tiental:
12 wordt 10

Afronden op een honderdtal:
183 wordt 200

Afronden op een duizendtal:
3490 wordt 3000

Rond het getal 93 af op een tiental.

Je kijkt naar de eenheid: 3. Bij 3 rond je af naar beneden: de 9 verandert niet.

Rond het getal 428 af op een honderdtal.

Kijk naar het tiental: 2. Bij 2 rond je af naar beneden: de 4 verandert niet.

Rond het getal 2.759 af op een duizendtal.

Kijk naar het honderdtal: 7. Bij 7 rond je af naar beneden: de 2 wordt een 3.

Tip!

Na afronden op een tiental eindigt het getal op één nul.

Na afronden op een honderdtal eindigt het getal op twee nullen.

Na afronden op een duizendtal eindigt het getal op drie nullen.

Maak een foto van je uitwerking

Maak een foto van je uitwerking

Wat heb ik geleerd?

• Ik kan een grotere deling splitsen in 2 delingen die ik uit de deeltafels ken.
• Je kent de rekenafspraken voor het afronden.
• Je kunt afronden op een tiental.
• Je kunt afronden op een honderdtal.
• Je kunt afronden op een duizendtal.
• Ik kan schatten

Maak een foto van je uitwerking

Online: Hoofdstuk delen: oefeningen:

- Deeltafels

- Delen met grote getallen

- tientallen delen

Hoofdstuk 5

Opdracht 1 t/m 13