Aan het einde van deze les weet je wat vrijemarktwerking is, wat positieve en negatieve externe effecten zijn en waarom de overheid bij marktfalen ingrijpt.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Wat zijn de gevolgen van jouw consumpties?
Gevolgen van de consumptie die niet in de prijs een product worden meegenomen maar wel de welvaart van andere beïnvloeden noemen we externe effecten.
Positieve externe effecten
Negatieve externe effecten
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Marktfalen
De overheid grijpt om verschillende redenen in in het marktproces, bijvoorbeeld omdat ze de prijzen te hoog of te laag vindt of omdat er sprake is van marktfalen, zoals bij externe effecten en collectieve goederen.
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
De rol van de overheid
Waarom bemoeit de overheid zich soms met de markt?
Kernwoorden:
- marktfalen
- negatieve externe effecten
- positieve externe effecten
Slide 9 - Diapositive
Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet wordt betaald
B
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet hoeft te worden betaald
C
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden en buiten plaatsvinden
D
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waar je niets aan kan doen
Slide 10 - Quiz
Bij negatieve externe effecten zijn niet alle externe kosten in de prijs opgenomen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Wyona gaat kijken naar een voetbalwedstrijd tussen Ajax en Feyenoord. Ajax wint en er ontstaat een rel. Feyenoordsupporters maken de tribunes kapot en steken vuurwerk af. Dit is een voorbeeld van:
A
Positieve externe effecten
B
Negatieve externe effecten
C
Economische effecten
D
Sociale normen
Slide 12 - Quiz
Wat kan een reden zijn waarom de overheid ingrijpt in de economie?
A
Martkfalen voorkomen
B
Winst maken
C
Belasting verminderen
D
Negatieve externe effecten versterken
Slide 13 - Quiz
Een inkrimping van Schiphol kan zowel positieve als negatieve externe effecten hebben. Twee uitspraken: I. Een negatief extern effect is dat Schiphol minder omzet zal maken. II. Een postief extern effect is dat omwonenden minder last van lawaai zullen hebben.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is juist
D
Beide zijn goed
Slide 14 - Quiz
Wat wil de overheid bereiken als zij door een ingreep in de markt de aanbodlijn van B naar A wil laten verschuiven?
A
Het beperken van externe effecten
B
het stimuleren van externe effecten
Slide 15 - Quiz
Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat vrijemarktwerking is, wat positieve en negatieve externe effecten zijn en waarom de overheid bij marktfalen ingrijpt.
Slide 16 - Diapositive
In welke mate zijn de lesdoelen behaalt?
Slide 17 - Sondage
Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?
Slide 18 - Question ouverte
Huiswerk
Digitaal maken module 3 hoofdstuk 3 vraag 1 t/m 11