Les 3 - V3.2 - hacer una cita - querer, poder, tener que

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Clase de español - V3.2

miércoles, 2 de diciembre de 2020

Escribir un mini diálogo

Repasar los deberes

Pepe

Objetivo

In deze les ga je leren hoe je een voorstel voor een afspraak kan afslaan.

In deze les schrijf je een mini dialoogje waarbij je gebruik maakt van zullen, moeten, kunnen, willen en zin hebben

No puedo quedar porque...

tener + que + werkwoord

Je weet nog wat tener betekent, toch?

Weet je ook wat TENER betekent als je er QUE en een heel werkwoord er achter zet? Overleg met jouw vecino/a.

¿Qué significa?

Tener + que + heel  werkwoord

= moeten

Tener que + infinitivo

¿Qué tienes que hacer cuando no puedes quedar con amigos?

Por ejemplo: 'No puedo quedar porque tengo que ir al dentista'

Ahora en lessonup

Escribe 5 razones por qué no puedes quedar (en español)

Willen                 

Querer (ie)

1. quiero
2. quieres
3. quiere
4. queremos
5. queréis
6. quieren

Querer + infinitivo

Wil jij afspreken? = ¿Quieres quedar?

Ik wil eten = Quiero comer

Ik wil niet drinken = No quiero beber 

Kunnen, mogen

Poder (ue)

1. puedo
2. puedes
3. puede
4. podemos
5. podéis
6. pueden

Poder + infinitivo

Ik kan niet afspreken = No puedo quedar

Kan je morgen voetballen? = Puedes jugar al fútbol mañana?

Kunnen jullie maandag gamen? = Podéis jugar con la consola el lunes?

Objetivo

In deze les ga je leren hoe je een voorstel voor een afspraak kan afslaan.

In deze les schrijf je een mini dialoogje waarbij je gebruik maakt van zullen, moeten, kunnen, willen en zin hebben

1. Ik weet nog wat het doel was van deze les.
2. We hebben met de les het doel bereikt.
3. Ik heb de vocabulaire voor vandaag goed geleerd.
4. Ik heb deze les goed gewerkt.

Waar

Niet waar?

Los deberes para el viernes