4 havo herhaling H19H20 argumentatieleer

4 havo - 27 januari
Nabespreken s.o spelling
starten met argumentatie H19 - H22
toets leesvaardigheid 
schrijfvaardigheid: betoog
 De volgende begrippen komen aan de orde:
betoog - standpunt - stelling - argument - tegenargument - weerlegging - enkelvoudige argumentatie - nevenschikkende argumentatie (afhankelijk en onafhankelijk) - onderschikkende argumentatie - feiten (aanvaardbaar en onaanvaardbaar) - verzwegen argumenten - 

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

4 havo - 27 januari
Nabespreken s.o spelling
starten met argumentatie H19 - H22
toets leesvaardigheid 
schrijfvaardigheid: betoog
 De volgende begrippen komen aan de orde:
betoog - standpunt - stelling - argument - tegenargument - weerlegging - enkelvoudige argumentatie - nevenschikkende argumentatie (afhankelijk en onafhankelijk) - onderschikkende argumentatie - feiten (aanvaardbaar en onaanvaardbaar) - verzwegen argumenten - 

Slide 1 - Diapositive

H19 argumentatie
 De volgende begrippen komen aan de orde:
 
betoog - standpunt - stelling - argument - tegenargument - weerlegging - enkelvoudige argumentatie - nevenschikkende argumentatie (afhankelijk en onafhankelijk) - onderschikkende argumentatie - feiten (aanvaardbaar en onaanvaardbaar) - verzwegen argumenten -

Slide 2 - Diapositive

H19 argumentatieleer 
Argumenteren=beïnvloeden
allerlei manieren: 
bedriegen, manipuleren, chanteren, geweld uitoefenen 

Slide 3 - Diapositive

argumentatieleer
argumenteren: met taal iemand overtuigen.
Je standpunt is dat waar je mensen van wil overtuigen.
(andere woorden: mening, stelling, visie, opvatting)
Argumenten: uitspraken die je standpunt ondersteunen.
Alle argumenten bij elkaar noem je de argumentatie, het betoog of de redenering.

Slide 4 - Diapositive

H19 argumentatieleer
Tegenargument: het argument waarmee je argumentatie van de ander wilt aanvallen. Het is een uitspraak waarmee je laat zien waarom een standpunt onjuist of minder aanvaardbaar is.

Slide 5 - Diapositive

H19 argumentatieleer
voorbeeld:
Vaccineren tegen corona moet  verplicht worden, want zo kunnen we het virus snel indammen.
Tegenargument: Vaccineren tegen corona moet helemaal niet  verplicht worden, iedereen moet zelf kunnen bepalen wat er met zijn of haar lichaam gebeurt.

Slide 6 - Diapositive

H19 argumentatieleer
Weerleggen: je ontkracht een argument.
Het songfestival moet volgend jaar gewoon weer in Rotterdam georganiseerd worden, het zou een enorme financiële  'boost' geven aan het toerisme in de stad.
Tegenargument: Dat denk je misschien, maar de kosten voor de organisatie zijn veel hoger dan de inkomsten die het toerisme zou opbrengen.

Slide 7 - Diapositive

H19 argumentatieleer
Let op:
tegenargument: je richt je op het standpunt.
weerlegging: je richt je op de argumenten die je tegenstander gebruikt.

Slide 8 - Diapositive

H19 argumentatieleer
Argumenten kun je verdelen in feitelijke en waarderende uitspraken.

Feitelijk: controleerbaar
Waarderend: niet controleerbaar

Slide 9 - Diapositive

H19 argumentatieleer
voorbeeld:
In Rotterdam zijn de laatste jaren veel  nieuwe restaurants opgericht.
feitelijk
In Rotterdam kun je heel goed en lekker eten.
waarderend


Slide 10 - Diapositive

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 11 - Diapositive

Argumentatiestructuren H20
  • Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
  • nevenschikkende argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten - afhankelijk/onafhankelijk
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten 

Slide 12 - Diapositive

feiten en aanvaardbaarheid
Wanneer je een feitelijk argument op waarde wilt schatten, heb je kennis van het onderwerp dat centraal staat nodig.
Parate kennis is handig - weten welke betrouwbare bronnen je kunt raadplegen ook.

Slide 13 - Diapositive

niet-feiten en aanvaardbaarheid
Waarderende uitspraken zijn lastiger te beoordelen. Ze hebben in een betoog meer uitleg nodig en vereisen ook argumenten die hun aanvaardbaarheid ondersteunen.

.....want goede gezondheidszorg moet voor iedereen toegankelijk zijn.
.....want dieren moet je goed behandelen.

Slide 14 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 15 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Je lever wordt door alcoholgebruik steeds slechter.

Slide 16 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 17 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.

Slide 18 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Een taxi kost meer dan wanneer je  zelf rijdt.
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.

Slide 19 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 20 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 21 - Diapositive

verzwegen argument
Een argument dat niet letterlijk wordt uitgesproken. De spreker of schrijver gaat er stilzwijgend van uit dat jij het wel eens bent met dit argument en dit argument dus wel aanvaardt.
voorbeeld:
The Crown is een saaie serie (s), want er gebeurt bijna niks in.(a)
Giorgos Giakoumakis is de beste voetballer van de eredivisie, hij is immers de topscorer op dit moment.

Slide 22 - Diapositive

verzwegen argument
The Crown is een saaie serie (s), want er gebeurt bijna niks in.(a)
Dus als er in een serie niets gebeurt, dan is die serie saai?
Giorgos Giakoumakis is de beste voetballer van de eredivisie, hij is immers de topscorer op dit moment.
Dus als je topscorer in de eredivisie bent, dan ben je de beste voetballer van Nederland?

Slide 23 - Diapositive

toetsweek
Je toets bestaat uit een betogende tekst met vragen die vooral zullen gaan over de argumentatieleer (theorie uit H19,20).
Je spelling en taal worden ook beoordeeld (maximaal -0,4 punten)

Slide 24 - Diapositive

Begrippen periode 3
betoog          redenatie                               mening         opinie


standpunt           stelling                         uitspraak          formulering

weerlegging             tegenspraak

(tegen)argument           reden

Slide 25 - Diapositive

Beïnvloeden

Slide 26 - Diapositive

Overtuigen
Betoog

Standpunt
(mening, visie, stelling, claim): waar je de ander van wil overtuigen 

Argumenten: uitspraken die een mening/standpunt ondersteunen (omdat, want, aangezien, immers)

Een Netflix-abonnement is niks voor mij (stp), omdat het 10 euro per maand kost (argument) 

Slide 27 - Diapositive

Overtuigen
Een Netflix-abonnement is niks voor mij (stp), omdat het 10 euro per maand kost (argument) en ....

Verzin nog een argument...

timer
1:00

Slide 28 - Diapositive

Overtuigen
Tegenargument: een uitspraak die laat zien waarom een standpunt onjuist of minder aanvaardbaar is

Weerlegging: hiermee ontkracht je een argument. Je laat zien dat het argument onjuist of onaanvaardbaar is

Kun je je verzonnen argument van net weerleggen? 
timer
2:30

Slide 29 - Diapositive

Overtuigen
Feitelijke uitspraak: controleerbaar
De lucht die we inademen bestaat voor 78% uit stikstof en 20% uit zuurstof 

Waarderende uitspraak: een oordeel van wat goed, slecht, mooi of lelijk is

Slide 30 - Diapositive

Overtuigen
Oplossen van een meningsverschil
- Akkoord gaan met een gemeenschappelijke oplossing, eventueel een nieuw standpunt;
- Compromis;
- Muntje opgooien.

Beslechten
- Derde partij

Slide 31 - Diapositive

Leerdoelen - H19 Overtuigen
- Ik weet hoe je kunt beïnvloeden en weet wat een betoog is 

- Ik kan standpunten en argumenten herkennen

- Ik kan feitelijke en waarderende uitspraken herkennen

Slide 32 - Diapositive

Leerdoelen - H20 Argumentatiestructuur
- Ik weet het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumentatieve uitspraken

- Ik ken en herken argumentatiestructuren

- Ik kan kritisch kijken naar een betoog/reageren op een betoog

Slide 33 - Diapositive

Aanvaardbaarheid
Feitelijk argument -> waar of niet waar (kennis nodig/ook te controleren)
"Er zijn meer jongens dan meisjes op het JdW die kiezen voor NG"

Waarderend argument -> aanvaardbaar? 

Kritische vragen..

Slide 34 - Diapositive

Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken, want het is slecht voor de gezondheid

Hoeveel argumenten? 

Slide 35 - Diapositive

Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken = standpunt
Want het is slecht voor de gezondheid = 1 argument

= ENKELVOUDIGE argumentatie

Slide 36 - Diapositive

Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken, want het is slecht voor de gezondheid en roken kost veel geld.

Hoeveel argumenten? 

Slide 37 - Diapositive

Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken
want het is slecht voor de gezondheid
en roken kost veel geld

2 argumenten, los van elkaar
NEVENSCHIKKEND ONAFHANKELIJKE argumentatie

Slide 38 - Diapositive

Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken, want roken kost veel geld. Door te roken moet je geld uitgeven aan sigaretten en aanstekers. 

Hoeveel argumenten? 

Slide 39 - Diapositive

Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken

want roken kost veel geld. Door te roken moet je geld uitgeven aan sigaretten en aanstekers.

2 argumenten, die bij elkaar horen = 
NEVENSCHIKKENDE AFHANKELIJKE argumentatie

Slide 40 - Diapositive

Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken, want roken is slecht voor de gezondheid. Roken kan zorgen voor hart- en vaatziekten en een slechte huid.

Hoeveel argumenten? 

Slide 41 - Diapositive

Argumentatiestructuur
Iedereen moet stoppen met roken

want roken is slecht voor de gezondheid. 
Roken kan zorgen voor hart- en vaatziekten en een slechte huid.

2e argument bevestigt het 1e arg = ONDERSCHIKKENDE argumentatie

Slide 42 - Diapositive

Argumentatiestructuren

Slide 43 - Diapositive