Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Schrijf zoveel mogelijk vz op
timer
1:00
Slide 1 - Question ouverte
Het jonge vogeltje is ............................ de eerste keer uit zijn nest gevlogen.
voor
dit is een ..
A
voorzetsel
B
telwoord
C
zelfstandig naamw.
D
werkwoord
Slide 2 - Quiz
Wat is GEEN voorzetsel?
A
hier
B
in
C
tussen
D
wegens
Slide 3 - Quiz
Het groene bankje staat OP het gras.
A
voorzetsel
B
lidwoord
C
bijwoord
D
bijv. nw
Slide 4 - Quiz
Vaste voorzetsels
De betekenis van een ww verandert soms als er een vast voorzetsel bij staat
Bij sommige werkwoorden hoort een vast voorzetsel
Dat voorzetsel kun je niet vervangen
Ook uitdrukking hebben soms een vast voorzetsel
Slide 5 - Diapositive
Vaste voorzetsel
veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel:
vertrouwen op
beschikken over
houden van
Ze horen bij het werkwoord.
Slide 6 - Diapositive
Welk vast voorzetsel hoort bij het werkwoord: bestaan?
A
met
B
in
C
uit
D
van
Slide 7 - Quiz
Vul het vaste voorzetsel in de volgende zin in: Na afloop........ de les moet ik direct naar huis.
A
met
B
door
C
achter
D
van
Slide 8 - Quiz
Welk vast voorzetsel hoort bij het werkwoord: streven? Hij streeft..... een betere functie.
A
met
B
in
C
naar
D
van
Slide 9 - Quiz
Vul het juiste VZ in: Ga jij akkoord......de voorwaarden?
Slide 10 - Question ouverte
Voegwoorden
Slide 11 - Diapositive
Wat doen voegwoorden?
Slide 12 - Diapositive
UITspraak van een personeelschef:
Als ik een e-mail of een brief krijg waarin geen hoofdletters en punten staat? Dan lees ik niet eens verder. Ik denkt dan meteen dat zo’n jongen of meisje in zijn of haar werk ook zo slordig zijn. Bovendien kun je een tekst zonder hoofdletters en leestekens nauwelijks lezen. Daar heb ik echt geen zin in.
Maar een nette e-mail die een beleefde aanhef en afsluiting bevatten? Ja, dan denk ik: die weet hoe het hoordt. Die kan ik wel gebruiken in mijn bedrijf.
Slide 13 - Diapositive
Zoek de fout
Wat klopt hier niet?
Slide 14 - Diapositive
Einde vz en voegwoord
Slide 15 - Diapositive
Werkwoordspelling
Is het de PV ja of nee?
timer
10:00
Slide 16 - Diapositive
Vul het juiste WW in. Het (gebeuren) vandaag erg vroeg.
A
gebeurdt
B
gebeurd
C
gebeurt
D
gebeuren
Slide 17 - Quiz
Vul het juiste WW in. Het is gisteravond (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
Slide 18 - Quiz
Leg uit: waarom is het het is gebeurd maar het gebeurt vandaag
Slide 19 - Question ouverte
Vul het juist ww in: Hij(melden) zich toen bij de docent.