3: Blok 3 - Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Stop je telefoon in de telefoontas (geluid uit/ stil).

Zet je tas op de grond.

Ga rustig zitten.

Lesprogramma

Lezen

Blok 3: Grammatica

• Lesdoelen
  
• Uitleg zinsdelen
  
• Uitleg woordsoorten
• Zelfstandig werken
  

Evaluatie

• Zijn de lesdoelen behaald?
• Hoe ging de les?
  

Doel: woordenschat vergroten.

20 minuten stillezen. 

Lesdoelen

• Je kunt de zinsdelen: pv, wwg, ond, lv benoemen
• Je kunt de woordsoorten: lw, znw, bnw, vz benoemen
  

Stappenplan zinsdelen

Persoonsvorm (pv): tijdsproef of zin vragend maken

Werkwoordelijk gezegde (wwg): pv + alle werkwoorden in de zin

Onderwerp (ond): wie/wat + wwg

Lijdend voorwerp (lv): wat/wie + wwg + ond

De boer heeft de koe gemolken.

We gaan in de stal het kalfje bekijken.

Je kunt je telefoon na de pauze bij de conciërge ophalen.

Wat is het lijdend voorwerp?

A) je

B) je telefoon

C) de conciërge

Hij zag de bal net op tijd aankomen.

Wat is de persoonsvorm?

A) zag

B) op tijd

C) aankomen

Onze hond lag al te wachten.

Wat is het werkwoordelijke gezegde?

A) lag te wachten

B) lag al te wachten

C) wachten

Ik zie hen steeds voorbij lopen.

Wat is hen?

A) onderwerp

B) lijdend voorwerp

C) persoonsvorm

Woordsoorten

Woordsoorten

Lidwoord (lw): de, het, een

Zelfstandig naamwoord (znw): mensen, dieren, dingen, planten, (plaats)namen

Bijvoeglijk naamwoord (bnw): zeggen iets over een znw

Voorzetsel (vz): kun je voor '... de kast' of '... het feest' zetten

Zelfstandig naamwoord

Mensen, dieren, dingen, planten, (plaats)namen

• Lidwoord
  
• Verkleinwoord
  
• Enkelvoud en meervoud
  

Bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Staat meestal voor het zelfstandig naamwoord

• De lekkere hamburger van de Mc Donalds.
  

• Grammatica is moeilijk.
  

Voorzetsels

Kooiwoorden of feestwoorden: '.... de kooi' of '.... het feest'.

Een bijvoeglijk naamwoord zegt altijd iets over?

A) onderwerp

B) gezegde

C) zelfstandig naamwoord

De, het, een zijn?

A) werkwoorden

B) lidwoorden

C) voorzetsels

Achter de school staat al heel lang een fiets.

Wat is achter?

A) bijvoeglijk naamwoord

B) voorzetsel

C) lidwoord

Zijn de lesdoelen behaald?

Je kunt de zinsdelen: pv, wwg, ond, lv benoemen
Je kunt de woordsoorten: lw, znw, bnw, vz benoemen

De bloemist heeft prachtige bloemen voor mij gekocht.

Evaluatie

Hoe ging het vandaag?

Nog vragen?