3: tekstdoelen en tekstsoorten les 1

Wat is een hoofdgedachte?
A
Dit is een gedachte van de schrijver
B
Een korte samenvatting van de tekst in 1 zin
C
Altijd de eerste zin van de tekst
D
Altijd de titel van de tekst
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat is een hoofdgedachte?
A
Dit is een gedachte van de schrijver
B
Een korte samenvatting van de tekst in 1 zin
C
Altijd de eerste zin van de tekst
D
Altijd de titel van de tekst

Slide 1 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 2 - Quiz

De hoofdgedachte is...
A
de kernzin
B
de hoofdzaken
C
het belangrijkste van een tekst in één zin.
D
de samenvatting

Slide 3 - Quiz

Bij een hoofdgedachte ...
A
Krijg ik antwoord op de vraag waar de tekst over gaat.
B
Krijg ik in een zin samengevat waar de tekst over gaat.
C
Krijg ik een samenvatting van de tekst.

Slide 4 - Quiz

De hoofdgedachte:
A
Vind je in de tekst.
B
Moet je zelf formuleren (bedenken en opschrijven)

Slide 5 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS
C
doden door stortbuien in China
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Lees de tekst

Slide 8 - Diapositive


Wat voor soort tekst is dit?
A
nieuwsbericht
B
stripverhaal
C
reclametekst
D
recept

Slide 9 - Quiz


Voor wie is deze tekst geschreven?
A
jongeren
B
volwassenen

Slide 10 - Quiz


Wat is het doel van deze tekst?
A
mening geven
B
informeren
C
instrueren
D
amuseren

Slide 11 - Quiz


Wat betekent het woord 'etiquette'?
A
plaksticker
B
regels over wat beleefd is en wat niet
C
naam van de radioshow

Slide 12 - Quiz

DOEL:

Adviseren


De schrijver wil je raad geven

Slide 13 - Diapositive

DOEL:

Amuseren


De schrijver wil je vermaken

Slide 14 - Diapositive


Voor welk publiek is deze tekst geschikt?
A
Voor jongeren van 10-12 jaar
B
Voor jongeren van 14-16 jaar
C
Voor volwassen
D
Voor mensen die van surfen houden

Slide 15 - Quiz


Hoe wordt de lezer aangesproken?
A
Met 'je'
B
Met 'u'

Slide 16 - Quiz