werkwoordspelling (pvtt) klas 1 nn7

klas 1  Werkwoordspelling
                     pvtt 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

klas 1  Werkwoordspelling
                     pvtt 

Slide 1 - Diapositive

Vormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd 






PVTT




Slide 2 - Diapositive

Hoe vind je de pv?
A
vraagzin maken
B
zin in andere tijd zetten
C
alle antwoorden zijn goed

Slide 3 - Quiz

Persoonsvorm TT

*De pv verandert van tijd.

*De pv past zich aan het onderwerp aan. (enkelvoud + meervoud)

         

ik                                    stam            Ik koop  een Bigmac.       

hij / zij / het                 stam+T        Hij koopt  een Bigmac.  

wij / jullie                      hele ww      Wij kopen een Bigmac.

'je' achter het WW     stam            Koop je een Bigmac?

    

Slide 4 - Diapositive

Wat is de ik-vorm van het werkwoord: leven
A
leef
B
leven
C
lev
D
laf

Slide 5 - Quiz

Wat is de ik-vorm van het werkwoord: verliezen
A
verlies
B
verliez
C
verliezen
D
verliest

Slide 6 - Quiz

Wat is de ik-vorm van het werkwoord: stoppen
A
stopp
B
stoop
C
stoppen
D
stop

Slide 7 - Quiz

Wat is de ik-vorm van het werkwoord: worden
A
worden
B
word
C
wordt
D
wor

Slide 8 - Quiz

Wat is de ik-vorm van bedanken?
A
bedanken
B
bedankt
C
bedank

Slide 9 - Quiz

Wat is de hij-vorm van bedanken?
A
bedanken
B
bedankt
C
bedank

Slide 10 - Quiz

Wat is de wij-vorm van bedanken?
A
bedanken
B
bedankt
C
bedank

Slide 11 - Quiz

Wat is de ik-vorm van zweven?
A
zweven
B
zweeft
C
zweef

Slide 12 - Quiz

Wat is de hij-vorm van zweven?
A
zweef
B
zweven
C
zweeft

Slide 13 - Quiz

Wat is de wij-vorm van zweven?
A
zweef
B
zweven
C
zweeft

Slide 14 - Quiz

Wat is de ik-vorm van wedden?
A
wed
B
wedt
C
wedden

Slide 15 - Quiz

Wat is de hij-vorm van wedden?
A
wed
B
wedt
C
wedden

Slide 16 - Quiz

Wat is de wij-vorm van wedden?
A
wedden
B
wedt
C
wed

Slide 17 - Quiz

Goed Gedaan!
Nog vragen

Slide 18 - Diapositive