P1 NL LEZ2 deelonderwerpen etc

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

P1 NL LEZ2

De opbouw van een tekst

Waar ging de vorige les over?

Stukje herhaling

• Het onderwerp van een tekst vind je door jezelf de vraag te stellen: Waar gaat deze tekst over?
• Het onderwerp schrijf je zo kort mogelijk (één of een paar woorden maar nooit een hele zin!) op.

Stukje herhaling

• De hoofdgedachte van een tekst vind je door jezelf de vraag te stellen: Wat is het belangrijkste wat er in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
  
• De hoofdgedachte is juist wel een hele zin.
• Je vindt je de hoofdgedachte vaak in de eerste of laatste alinea.

Het is bij tekstverklaren belangrijk dat je de antwoorden uit de tekst haalt en dus niet zelf verzint.

Stukje herhaling

Tekstdoelen

• Informeren: De schrijver geeft de lezer vooral informatie.
  
• Overtuigen: De schrijver brengt vooral een mening naar voren en probeert de lezer ervan te overtuigen dat zijn mening juist is. Hierbij gebruikt hij argumenten.
  
• Instrueren: De schrijver legt de lezer uit hoe iets moet.
  
• Amuseren: De schrijver wil de lezer vooral vermaken door iets boeiends, ontroerends of bijzonders te vertellen.

Wat is het onderwerp van de tekst?

1. Rally Raid
2. Dakar-motorteam
3. Dakar is een jongensdroom
4. achter de schermen bij Dakar-motorteam

De eerste alinea van een tekst is altijd ..

1. een inleiding van de tekst
2. een conclusie waar de tekst over gaat
3. een samenvatting waar de tekst over gaat
4. een anekdote over de tekst

Welke stelling over deelonderwerpen klopt NIET?

1. Ze belichten verschillende kanten van het onderwerp
2. Ze zijn een onderdeel van de tekst.
3. Iedere alinea behandelt een deelonderwerp
4. Ze worden altijd aangegeven met een tussenkopje.

Lees de volgende tekst

De opdracht

• Wat is het onderwerp van de tekst?
• Hoeveel deelonderwerpen staan in de tekst? 
• Wat is het tekstdoel?
• Wat is de tekstsoort?

Uit hoeveel alinea's bestaat het middenstuk?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

De inleiding mag niet meer dan één alinea lang zijn

1. waar
2. niet waar

In het slot van een alinea mag een schrijver geen nieuw argument/feit inbrengen.

1. waar
2. niet waar

tekstverbanden en signaalwoorden

In teksten staan allerlei tekstverbanden. Dat kunnen alineaverbanden zijn of verbanden tussen zinnen of verbanden in één zin. 

Of toch maar even een uitlegfilmpje...

Oefenen

Ga verder met je oefeningen in de digitale werkomgeving van NU Nederlands.