5.3-1 Stambomenonderzoek deel 1 4V 2425

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.3 Stambomenonderzoek - deel 1
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.3 Stambomenonderzoek - deel 1

Slide 1 - Diapositive

Inmiddels zijn al meer dan 300 afwijkingen en aandoeningen bekend die gekoppeld zijn aan het X-chromosoom. Voorbeelden zijn kleurenblindheid en bepaalde vormen van bloedstollingproblemen.

Verklaar dat jongens hier vaker last van hebben dan meisjes.

Slide 2 - Question ouverte

Lesdoel 5.3 deel 1 
Erfelijkheid - 
Hoe erven eigenschappen over die op een gewoon chromosoom zitten?
Hoe erven eigenschappen over die op het X chromosoom zitten?
Leerdoelen 7 en 8


Slide 3 - Diapositive

Leerdoel 7
Je kunt de kans uitrekenen van een bepaald genotype en/of fenotype bij nakomelingen bij een autosomaal gen met een dominant en een recessief allel 



Slide 4 - Diapositive

Eigenschap op chromosoom 3 
Twee versies van het allel: A en a

A      a
A      a

Slide 5 - Diapositive

Gregor Mendel (1822-1884)

Slide 6 - Diapositive

Gregor Mendel (1822-1884)
Mendel bestudeerde in het klooster door middel van kweekproeven de overerving van eigenschappen van onder andere erwten en stelde een theorie op over hoe eigenschappen zich gedragen bij overerving en kruising. Om dit te bestuderen kweekte Mendel vele jaren erwten op de binnenplaats van het klooster, waarbij hij nauwkeurig bijhield welke plant welke was, door te nummeren, en ook bijhield welke plant welke bestoof (hiertoe moest hij persoonlijk de stampers bestuiven met een penseel en de meeldraden wegknippen), en op die manier probeerde hij statistiek te bedrijven.

Slide 7 - Diapositive

Fenotype/ Genotype
Fenotype: beschrijving van een (zichtbare) eigenschap
Bijvoorbeeld: blond/ bruin/ zwart/ grijs haar, wel/ geen suikerziekte, koriander smaakt wel/ niet naar zeep, kleurenblind/ kleurenziend, bloedgroep A/B/AB/0
Dit geldt ook bij eigenschappen die alleen door de genen worden bepaald!

Genotype: beschrijving van de aanwezige allelen

Slide 8 - Diapositive

Dominant/recessief
Plant                                        Plant 1                                 Plant 2                               Plant 3
Erwtkleur (fenotype)        Groen                                  Groen                                  Geel
Genotype
Erwtenplanten kunnen groene of gele erwten hebben

Slide 9 - Diapositive

Bij de fruitvlieg is het allel voor grijze lichaamskleur (G) dominant over het allel voor zwarte lichaamskleur (g).

Welke genotypes zijn er en welke fenotypes?

Slide 10 - Question ouverte

Kruisingen
We gaan kijken wat er gebeurt als je twee ouders met een bepaald genotype (en fenotype) met elkaar kruist.

Als je bij zo'n kruising maar op 1 gen/ eigenschap let noem je het een monohybride kruising.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

G en G                        g en g

Slide 13 - Diapositive

Kruisingsschema
Maak een tabel bij de rijen de allelen in de geslachtscellen van de ene ouder en bij de kolommen de allelen in de geslachtscellen van de andere ouder.

Slide 14 - Diapositive

G en G                        g en g
G
g                   Gg

Slide 15 - Diapositive

G en G                        g en g
G
g                   Gg
Groen

100% Gg

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Groen                              Groen
   Gg                                     Gg

 

Slide 18 - Diapositive

Groen                              Groen
   Gg                                     Gg
G of g                              G of g
 

Slide 19 - Diapositive

Groen                              Groen
   Gg                                     Gg
G of g                              G of g
 
                  G            g
G
g

Slide 20 - Diapositive

Groen                              Groen
   Gg                                     Gg
G of g                              G of g
 
                  G            g
G              GG         Gg
g               Gg         gg

Slide 21 - Diapositive

Groen                              Groen
   Gg                                     Gg
G of g                              G of g
 
                  G            g
G              GG         Gg
g               Gg         gg
Groen     3/4  


Geel        1/4

Slide 22 - Diapositive

Begrippen
P generatie: de beide ouders
F1 generatie: de kinderen van de P generatie
F2 generatie: de kinderen bij doorkruisen van de individuen van de F1 generatie.

Slide 23 - Diapositive

Onthouden!
Een verhouding 3:1 of 75%/25% van een eigenschap in de nakomelingen wijst altijd op een kruising van 2 heterozygote ouders.


Slide 24 - Diapositive

Onthouden!
Zijn de fenotypes van alle (veel!) nakomelingen in een kruising gelijk aan elkaar en maar aan één van de ouders dan is er sprake van een kruising van een homozygoot dominante en een homozygoot recessieve ouder. De nakomelingen hebben het dominante fenotype en zijn heterozygoot.
Bij mensen kun je dit niet hanteren, het aantal nakomelingen is daarvoor te klein.


Slide 25 - Diapositive

Oefenvraag
De haarkleur bij ratten wordt bepaald door een gen dat niet X-chromosomaal is. Men kruist een zwarte en een witte rat. Alle nakomelingen blijken zwart te zijn. Een van deze zwarte nakomelingen wordt gekruist met de witte ouder. Welke fenotypen verwacht je dan bij de nakomelingen van deze laatste kruising en in welke verhouding komen ze voor?



Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Twee tomatenplanten (allemaal met paarse bloemen) krijgen 75 nakomelingen met paarse bloemen en 25 nakomelingen met witte bloemen. Wat weet je dan over de genotypes van de ouderplanten?

Slide 28 - Question ouverte

Twee tomatenplanten (eentje met grote bladeren en eentje met kleine bladeren) krijgen allemaal nakomelingen met kleine bladeren.
Wat weet je dan over de genotypes van de ouderplanten?

Slide 29 - Question ouverte

Stamboom
In een stamboom let je goed op de legenda.
           
            Man


            Vrouw

Slide 30 - Diapositive

Stamboom
Kun je uit de stamboom achterhalen welk allel dominant is?

Slide 31 - Diapositive

Onthouden!
Om te zoeken naar welk allel dominant is:
Ga op zoek in de stamboom naar een kind met een afwijkend fenotype dan beide ouders.
Je weet dan de genotypes van ouders (Aa) en kind (aa).

Slide 32 - Diapositive

Leerdoel 7
Je kunt de kans uitrekenen van een bepaald genotype en/of fenotype bij nakomelingen bij  een X-chromosomaal gen met een dominant en een recessief allel


Slide 33 - Diapositive

Eigenschap op X-chromosoom 
Kans op eigenschap a bij zoon en bij dochter

XA         Xa
XA         Y

Slide 34 - Diapositive

Oefenen
Heterozygote moeder - dominante vader


Slide 35 - Diapositive

Oefenen
Heterozygote moeder - recessieve vader


Slide 36 - Diapositive

Oefenen
Homozygoot recessieve moeder - dominante vader


Slide 37 - Diapositive

Dus:
Als een gen op het X chromosoom ligt dan
* krijgen alle recessieve moeders recessieve zonen
* krijgen alle dominante vaders dominante dochters

Slide 38 - Diapositive

Dus:
Als een gen op het X chromosoom ligt dan
* krijgen alle recessieve moeders recessieve zonen
* krijgen alle dominante vaders dominante dochters

Slide 39 - Diapositive

X chromosomaal?

Slide 40 - Diapositive

Genetische afwijkingen
Genetische ziekten zijn vaak (maar niet altijd!) recessief en komen alleen tot uiting bij een homozygoot recessief individu.
Sommige afwijkende allelen zijn juist dominant, dwz hebben een afwijkende werking die sterker is dan de normale werking.
Bijvoorbeeld de erfelijke aanleg voor darmkanker.



Slide 41 - Diapositive

Drager
Een heterozygoot individu heeft het dominate fenotype maar is wel drager van het recessieve allel (die een ziekte veroorzaakt).
Kan dus wél het recessieve allel doorgeven en zorgen voor recessieve fenotype in de voldoende generatie (dus de ziekte doorgeven).

Slide 42 - Diapositive

Onthouden!
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante vaders altijd dominante
dochters hebben. 
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante zoons altijd een dominante
moeder hebben. 
-Is er een zoon die een ander fenotype heeft dan moeder en/ of een dochter die een ander fenotype heeft dan vader: het X allel van de zoon/ vader is recessief.

Slide 43 - Diapositive

Lesdoel 5.3 deel 1 
Je leidt de kans op een bepaald genotype en fenotype bij de nakomelingen af uit een monohybride kruising met een dominant en recessief allel bij zowel een autosomaal als bij een X-chromosomaal gen.


Slide 44 - Diapositive

Huiswerk
Opdrachten 5.3 Leerdoel 7

Slide 45 - Diapositive