Lessenserie "La comida": les 4


Les 4

La comida 
Log in LessonUp!
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


Les 4

La comida 
Log in LessonUp!

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
1. Je kunt vertellen wat je favoriete gerecht is.
2. Je kunt aangeven wat je wel en niet lekker vindt.

Subdoelen:
  • Je kent het werkwoord 'llevar' om te vertellen wat er in een gerecht zit.
  • Je kunt met het werkwoord 'gustar' aangeven wat je wel en niet lekker vindt.
  • Je kunt reageren op iemands voorkeur.


Slide 2 - Diapositive

Welke Spaanse zinnen ken je nog
van de vorige les?

Slide 3 - Carte mentale

Vocabulario les 4
gustar = leuk vinden, houden van     sabroso = smakelijk
llevar =  bevatten                                       picante = pittig
el plato= het gerecht                                salado = zout
favorito = favoriet                                      ¡qué rico! = wat lekker!
también = ook                                             ¡está delicioso! = het is heerlijk!
tampoco = ook niet                                  el pimiento = paprika
el chocolate = de chocolade                la galleta = het koekje
las patatas fritas = de frietjes             el vaso = het glas
la cebolla = ui                                               la botella = de fles
el ajo = knoflook
el aceite = olijfolie



Slide 4 - Diapositive

Instructie
Je gaat leren zeggen of je iets lekker vindt of niet.

Bekijk het filmpje op de volgende slides, of ga verder naar uitleg via tekst. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

El verbo:
gustar

Slide 7 - Diapositive

Gustar betekent = leuk vinden, houden van of lekker vinden.
Hoewel het een werkwoord is op -AR, is het anders dan de andere werkwoorden!

El verbo gustar
GUSTA
GUSTAN
en
Wat je leuk vindt is:
  • Enkelvoud
  • Werkwoord(en)
Wat je leuk vindt is:
  • Meervoud
Voorbeelden:
Me gusta el gato.
Ik vind de kat leuk.

Me gustan los perros
Ik vind de honden leuk

Me gusta comer tapas.
Ik vind tapas eten lekker.




Meestal gebruik je alleen:

Slide 8 - Diapositive

Het Spaanse werkwoord gustar is nooit alleen. Het werkwoord gustar geeft aan wat je leukt vindt. En daar voor komt altijd een meewerkend voorwerp, die geeft aan wie iets leuk vindt. 

Let op je gebruikt altijd een lidwoord (el/la/los/las), in het Nederlands doe je dat niet altijd.
Voorbeeld: Me gustan las pizzas > Ik hou van pizzas. 

Ik-vorm (yo) =    me gusta ...         +           me gustan ...
Jij-vorm (tú) =    te gusta ...           +            te gustan ...


El verbo gustar
Me gusta el mango.
¿Te gusta el mango?
VOORBEELD:
Ik hou van mango.
Hou jij van mango?

Slide 9 - Diapositive

Me gustan las manzanas.
Wie?
Ik.
Wat?
Hetgeen wat mij bevalt is meervoud (appels).

Slide 10 - Diapositive

Te gusta bailar. 
Wie?
Jij.
Wat?
Hetgeen wat jou bevalt is dansen (werkwoord).

Slide 11 - Diapositive

Me gusta el español.
Wie?
Ik.
Wat?
Hetgeen wat mij bevalt is het Spaans. 
Vind je meerdere talen leuk? Me gustan el español y el alemán.

Slide 12 - Diapositive

Ejercicio 1
Maak de oefeningen op de volgende slides  over het werkwoord gustar.

Slide 13 - Diapositive

Vul in:
Me ________ las hamburguesas.
A
gusta
B
gustan

Slide 14 - Quiz

Vul in:
¿Te ________estudiar español?
A
gusta
B
gustan

Slide 15 - Quiz

Me _______ el fútbol.
A
gusta
B
gustan

Slide 16 - Quiz

Me _______ los libros de Harry Potter.
A
gusta
B
gustan

Slide 17 - Quiz

¿Te gusta comer camarones?
Sí, me gusta comer camarones.
No, no me gusta comer camarones.

Slide 18 - Sondage

¿Te gusta leer?
Sí, me gusta leer.
No, no me gusta leer.

Slide 19 - Sondage

¿Te gusta usar Snapchat?
Sí, me gusta usar Snapchat.
No, no me gusta usar Snapchat.

Slide 20 - Sondage

¿Te gusta hablar español?
Sí, me gusta hablar español.
No, no me gusta hablar español.

Slide 21 - Sondage

¿Te gustan los perros?
Sí, me gustan los perros.
No, no me gustan los perros.

Slide 22 - Sondage

¿Te gusta ver Netflix?
Sí, me gusta ver Netflix.
No, no me gusta ver Netflix.

Slide 23 - Sondage

Instructie
We gaan een stapje verder... 
Hoe kun je reageren op iemand die iets wel/niet leuk vindt? 
Maak aantekeningen in je schrift van de informatie op de volgende slide. 

Slide 24 - Diapositive

Eens of oneens?
A mí me gustan las naranjas. ¿Y a ti?   
(Ik hou van sinaasappels. En jij?)
A mí también. (ik ook)
A mí no. (ik niet)

A mi padre NO le gusta la música clásica? ¿Y a tu padre?
(Mijn vader houdt NIET van klassieke muziek, en jou vader?)
A mi padre sí (mijn vader wel).
A mi padre tampoco. (mijn vader ook niet).

Slide 25 - Diapositive

Ejercicio 2
Op de volgende slide lees je een tekst over Elena. 
Elena vertelt over haar favoriete eten. Dit ga jij ook doen! 
Lees de tekst en maak de opdracht die daarna komt. 

Slide 26 - Diapositive

¡Hola!
Soy Elena.
Mi plato favorito son las albóndigas con patatas. Mi madre siempre las prepara los domingos. 
¡Es muy rico! 
Lleva carne, zanahorias y
 patatas fritas. 
¿Cuál es tu plato favorito?

Slide 27 - Diapositive

¿Cuál es tu comida favorita?
¿Qué ingredientes lleva (x3)?
Ejemplo
* Mi comida favorita es la paella de mi padre. Lleva arroz, gambas y caldo (bouillon in het Nederlands)

Slide 28 - Question ouverte

Ejercicio 3
De les is bijna ten einde. Nog even een paar vragen ter controle...

Slide 29 - Diapositive

¿Cómo se dice en español....?
Ik hou niet van kaas.
A
No me gustan el queso.
B
No me gusta el queso.
C
Me no gustan el queso.
D
Me no gusta el queso.

Slide 30 - Quiz

Hoe vraag je in het Spaans:
Houd je van ijs?

Slide 31 - Question ouverte

Noem 3 Spaanse zinnen
die je nieuw hebt geleerd.

Slide 32 - Carte mentale

¿Cómo has trabajado hoy?
Hoe heb je gewerkt vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage

Andere uitdrukkingen om aan te geven dat je het eten lekker vindt!

Slide 34 - Diapositive

Leer de zinnen van les 4 via Quizlet.
timer
15:00

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive