Conditionals: zero, first and second

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Conditionals

Conditionals zijn voorwaardelijke zinnen: als ..... , dan ......

Een conditional sentence bestaat uit twee delen, een hoofdzin en een zinsdeel met if.

Er zijn vier soorten conditionals: zero, first, second, third.

Zero Conditional

Vorm: bij de zero conditional gebruik je in beide zinsdelen dezelfde tijd: de Present Simple.

Gebruik: voor zaken die absoluut gebeuren, zoals wetenschappelijke feiten en algemene waarheden.

Zero conditional

First Conditional

Vorm: bij de first conditional gebruik je verschillende tijden in de twee zinsdelen. Bij if gebruik je de Present Simple en in het andere zinsdeel will + een werkwoord.

Gebruik: als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst.

First conditional

Second Conditional

Vorm: bij de second conditional gebruik je verschillende tijden in de twee zinsdelen. Bij if gebruik je de Past Simple en in het andere zinsdeel would + een werkwoord.

Gebruik: als het niet waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst.

Second conditional

Samenvatting

• Zero conditional: feit   

       if + present simple, present simple 

• First conditional: waarschijnlijk    

       if + present simple, will + hele ww

• Second conditional: onwaarschijnlijk     

       if + past simple, would + hele ww

Fill in the first conditional:
If he ... (go) to Paris next month, he ... (visit) the Eiffel Tower.

Fill in the first conditional:
If Sarah .... (clean) her room today, she ... (be) allowed to go to the cinema

Fill in the first conditional:
The coach ... (cancel) the match if it ... (snow) tonight.

If we ... (move) to a bigger house, I ... (have) my own room.

Fill in the first conditional:
If you .... (press) this button, you ... (hear) the doorbell

Fill in the second conditional:
If England ... (have) better weather, it ... (be) the perfect place to live.

Fill in the second conditional:
If we ... (win) the lottery, I ... (be) very happy.

Fill in the second conditional:
I ... (quit) smoking if I ... (be) you, .

Fill in the second conditional:
If bees ... (disappear), we ... (not have) any honey.