V1H 24 maart - naamwoordelijk gezegde

Welkom!


Nodig: iPad
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!


Nodig: iPad

Slide 1 - Diapositive

Pak nu je wisbordje:

Slide 2 - Diapositive

De 6 werkwoordsvormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Persoonsvorm verleden tijd 

Voltooid deelwoord 

Onvoltooid deelwoord 

Infinitief (hele werkwoord) 

Bijvoeglijk naamwoord 


PVTT

PVVT

VD

OD

INF

BN

Slide 3 - Diapositive

De infinitief (inf)

Is het hele werkwoord; lopen, maken, eten, bewegen etc.


Verandert niet bij veranderen van tijd  (het is tenslotte geen pv!)

Vóór een infinitief kan je meestal IK KAN zetten.


Ik heb zin om een Big Mac te eten.        (IK KAN eten).

Slide 4 - Diapositive

PVTT of INF?
1. Die grappige jongens VERHUIZEN binnenkort naar Delft.
2. Ik zou ook wel eens willen VERHUIZEN.
3. Zij gaan VERHUIZEN, maar ik verhuis niet.
4. Wij hebben een leuk huis gekocht en VERHUIZEN in mei.

Slide 5 - Diapositive

Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't ex-kofschip

Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           


Truc: maak het woord langer om te horen wat je schrijft!

Slide 6 - Diapositive

Soms ben je nog niet klaar met IETS doen.
Het is ONvoltooid.

>'Lopend' moet ik naar huis.
>'Fluitend' kom ik binnen.
Het onvoltooid deelwoord (OD)

Slide 7 - Diapositive

Kermen van de pijn.
Kermen is het hele ww (infinitief). -d-
erbij:
KERMEND

Slide 8 - Diapositive

Sjaan (verhuizen) morgen.
Job is gisteren (verhuizen).
A
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisT.
B
Sjaan verhuisD morgen. Job is verhuisD.
C
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisD.

Slide 9 - Quiz

Welke spelregel hoort bij het onvoltooid deelwoord?

A
is de infinitief met '-d(e)'
B
is de stam met '-d'
C
soms '-d' en soms niet

Slide 10 - Quiz

(Mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
Mopperent en huilend
B
Mopperend en huilent
C
Mopperend en huilend

Slide 11 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord

Staat vóór een zelfstandig naamwoord.

Komt van een werkwoord (een VD of een OD)

Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.


Ik eet mijn zojuist gekochtE Big Mac.

                                   BN van VD

Slide 12 - Diapositive

Maak het juiste bijvoeglijk naamwoord:
1. de .... afspraak (verzetten)
2. de ...... wedstrijd (winnen)
3. een .... meisje (bibberen)
4. de .... portemonnee (vinden)
5. het .... vliegtuig (landen)
6. het .... licht (flikkeren)

Slide 13 - Diapositive

De bezorgde broodjes zijn afgeleverd.
A
bezorgde = pvvt afgeleverd = vd
B
bezorgde = bn afgeleverd = vd
C
bezorgde = bn afgeleverd = pvvt
D
bezorgde = pvvt afgeleverd = od

Slide 14 - Quiz

De buurman (barsten) in lachen uit toen hij mij zag.
A
barste
B
barstte
C
barsten
D
barstten

Slide 15 - Quiz

Waarom zijn jullie aan het WANDELEN?
A
vd
B
od
C
inf
D
pvtt

Slide 16 - Quiz

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 17 - Quiz

Sterk of zwak?
verhuizen
A
sterk
B
zwak

Slide 18 - Quiz

Spelling van het voltooid deelwoord (en pvvt)
Voorbeelden

hele ww= Fietsen
Stam      = Fiets
-> gefietsT

hele ww= Geloven
stam      = Gelov
-> GeloofD

Slide 19 - Diapositive

lesdoel
Na de uitleg én het maken van de opdrachten:

- ken je de kenmerken van een naamwoordelijk gezegde

- kun je het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen

Slide 20 - Diapositive

uitleg naamwoordelijk gezegde (ng)
Tot nu toe heb je altijd geleerd dat er één soort gezegde is: het werkwoordelijk gezegde. 

Echter bestaat er ook een naamwoordelijk gezegde. 

Je hebt in een zin altijd met één van de twee te maken. 

Slide 21 - Diapositive

wg
ng
Het onderwerp DOET iets.
Het onderwerp IS iets.
Bevat een zww.
Bevat een kww.
Alle werkwoorden in de zin,
incl. woordjes 'te' en 'aan het'. 
Alle werkwoorden in de zin, het werkwoordelijk deel. 

+

Datgene wat het onderwerp is, het naamwoordelijk deel

Slide 22 - Diapositive

het naamwoordelijk deel
Het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde geeft dus aan wat het onderwerp IS. Dit stukje zinsdeel bevat altijd een naamwoord (zelfstandig of bijvoeglijk). 

Je vindt het naamwoordelijk deel door de vraag van het lijdend voorwerp te stellen, dus wie/wat + ow + ww?
Dit betekent automatisch dat je in een zin met een nwg NOOIT een lv kunt hebben.

Slide 23 - Diapositive

bijvoorbeeld 1
Mijn moeder is vroeger stewardess geweest.
is + geweest = ww-deel
wie/wat is mijn moeder geweest? => stewardess = nw-deel

nwg = is [stewardess] geweest

Slide 24 - Diapositive

bijvoorbeeld 2
Tijdens de vakantie is mijn hond ziek geworden.
is + geworden = ww-deel
wie/wat is mijn hond geworden? => ziek = nw-deel

nwg = is [ziek] geworden

Slide 25 - Diapositive

Zinsdelen
persoonsvorm
onderwerp
gezegde (werkwoordelijk en naamwoordelijk)
lijdend voorwerp

(Houd altijd deze volgorde aan als je een zin gaat ontleden!)

Slide 26 - Diapositive

Ik was een piraat.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 27 - Quiz

Haar broer schijnt met een zaklamp.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 28 - Quiz

Lisa blijft deze week in Amsterdam.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 29 - Quiz

Mijn zusje is piloot geworden.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 30 - Quiz

Jessie is naar het circus geweest.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 31 - Quiz

Wanneer is hij naar Groningen verhuisd?
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 32 - Quiz

Welke zin bevat een naamwoordelijk gezegde?
A
Hij heeft gegeten.
B
Hij heeft een zusje gekregen.
C
Hij heeft corona.
D
Hij is een vrolijke Frans.

Slide 33 - Quiz

Pak nu je wisbordje.

Slide 34 - Diapositive

Voor de natuurliefhebbers moet de safari een bijzondere belevenis zijn geweest.

Slide 35 - Diapositive

In elk geval voor een deel blijkt aanleg voor een gelukkig leven erfelijk te zijn.

Slide 36 - Diapositive

Zouden zelfrijdende auto’s in de toekomst honderd procent veilig kunnen worden?

Slide 37 - Diapositive

Vooralsnog schijnt de oehoe in Nederland een zeer zeldzame vogel te blijven.

Slide 38 - Diapositive

Het stroomgebied van Rijn en Maas heet het grootste van West-Europa te zijn.

Slide 39 - Diapositive

Kan ons huidige restafval in de toekomst ook recyclebaar worden?

Slide 40 - Diapositive

Aan de slag!
Maak de taak die klaarstaat in Planning.

Slide 41 - Diapositive