H1: Lezen: Onderwerp en deelonderwerpen (opdracht 4 en 5) les 2
Welkom bij Nederlands!
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2
Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Diapositive
Les 2: Wat gaan we vandaag doen?
H1: Lezen
Herhalen theorie: Onderwerp en deelonderwerpen
Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen:
(zelfde als les 1)
Aan het einde van de les :
kun je het onderwerp van een korte tekst vinden
kun je deelonderwerpen in een korte tekst vinden
kun je drie verschillende delen van een tekst herkennen
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Onderwerp
Onderwerp = waar de tekst over gaat
1 of een paar woorden, bijvoorbeeld: Voetbal, sporten in een team, reizen
Slide 5 - Diapositive
Delen van een tekst
De meeste teksten bestaan uit 3 onderdelen:
Inleiding: kennismaking met het onderwerp van de tekst
Middenstuk: verschillende delen van de tekst --> deelonderwerpen! Tussenkopjes kunnen je helpen om de deelonderwerpen te vinden
Slot: korte herhaling van belangrijkste uit de tekst
Slide 6 - Diapositive
Zelfstandig aan het werk
timer
20:00
Opdracht:
Maak nu zelfstandig opdracht
4 en 5 op blz 16 en 17.
Je mag overleggen.
Hulp nodig? In deze volgorde:
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt
20 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 20 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Je geeft dan je antwoord via lesson up door. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen!
Slide 7 - Diapositive
Opdracht 4 blz 16: 1,2,3,4 klassikaal
twee meisjes die hard lachen
eigen antwoord, bijvoorbeeld: Vanochtend heb ik nog gelachen om een gekke reclame.
eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ik lachte samen met een klasgenoot.
eigen antwoord, bijvoorbeeld: Wij moesten grinniken, want het was niet hilarisch.
Slide 8 - Diapositive
Opdracht 4 blz 16:
5. Staat het onderwerp van tekst 4 in de titel
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
Opdracht 4 blz 16 6. Wat betekenen deze woorden uit de tekst? Vul het nummer in van het bijpassende woord.
a. verslappen
Slide 10 - Question ouverte
Opdracht 4 blz 16
6. Wat betekenen deze woorden uit de tekst?
b. blaas
Slide 11 - Question ouverte
Opdracht 4 blz 16
6. Wat betekenen deze woorden uit de tekst?
c. ervaren
Slide 12 - Question ouverte
Opdracht 4 blz 16
6. Wat betekenen deze woorden uit de tekst?
d. waarschijnlijk
Slide 13 - Question ouverte
Opdracht 4 blz 16
6. Wat betekenen deze woorden uit de tekst?
e. verklaren
Slide 14 - Question ouverte
Opdracht 4 blz 16
6. Wat betekenen deze woorden uit de tekst?
f. de productie
Slide 15 - Question ouverte
Opdracht 4 blz 16
6. Wat betekenen deze woorden uit de tekst?
g. geforceerd
Slide 16 - Question ouverte
Opdracht 4 blz 16: 7,8,9 klassikaal
7. hormonen
8. bijvoorbeeld: Tip tegen de slappe lach of: Zo kom je van de slappe lach af
9. bij alinea 3
Slide 17 - Diapositive
Opdracht 4 blz 16:
10. Bij welke alinea ('s) past het tussenkopje Samen lachen?
A
alleen bij 3
B
3 en 4
C
3,4 en 5
Slide 18 - Quiz
Opdracht 4 blz 16: 11,12 klassikaal
11. Hormonen zijn stofjes die in je hersenen aangemaakt worden.
12. De oorzaak van slappe lach ligt in onze spiegelneuronen. Deze hersencellen zorgen ervoor zorgen dat we het gedrag van anderen nadoen, (al. 3) Bij pubers is de reactie op gezichtsuitdrukkingen (zoals blijdschap) veel sterker dan bij volwassenen. (al. 4)
Slide 19 - Diapositive
Opdracht 4 blz 16:
13. Wat is het belangrijkste doel van tekst 4?
A
schrijver wil informatie geven
B
schrijver wil je iets laten doen
C
schrijver wil je zijn mening geven
D
schrijver wil je amuseren
Slide 20 - Quiz
Opdracht 4 blz 16:
14. Waar of niet waar?
a. Zien lachen, doet lachen
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Opdracht 4 blz 16:
14. Waar of niet waar?
b. Voor mensen met een te hoge bloeddruk is lachen gezond
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quiz
Opdracht 4 blz 16:
14. Waar of niet waar?
c. Lachen is gezond voor iedereen
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Opdracht 5 blz 17
Welke alinea hoor bij welke zin?
a.
Slide 24 - Question ouverte
Opdracht 5 blz 17
Welke alinea hoor bij welke zin?
b.
Slide 25 - Question ouverte
Opdracht 5 blz 17
Welke alinea hoor bij welke zin?
c.
Slide 26 - Question ouverte
Opdracht 5 blz 17
Welke alinea hoor bij welke zin?
d.
Slide 27 - Question ouverte
Opdracht 5 blz 17
Welke alinea hoor bij welke zin?
e.
Slide 28 - Question ouverte
Afsluiting lezen H1
Lesdoelen:
Nu:
kun je het onderwerp van een korte tekst vinden √
kun je deelonderwerpen in een korte tekst vinden √
kun je drie verschillende delen van een tekst herkennen √