§6.5 Nieuwe en kwetsbare populaties

§6.4 herhaling (korte quiz)

§6.5 
Nieuwe en kwetsbare populaties
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

§6.4 herhaling (korte quiz)

§6.5 
Nieuwe en kwetsbare populaties

Slide 1 - Diapositive

Homo sapiens sapiens en
Homo sapiens neanderthalis
zijn twee verschillende soorten.
A
Goed
B
Fout

Slide 2 - Quiz

Bij commensalisme hebben beide soorten voordeel van de samenleving.
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quiz

Soorten met dezelfde habitat leven in hetzelfde gebied.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

Planten met dezelfde niche zijn elkaars concurrenten.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz


Hoe wordt de relatie genoemd tussen zeester en zeeslak?
A
concurrentie relatie
B
producent consument relatie
C
predator prooi relatie

Slide 6 - Quiz

§6.5: Nieuwe en kwetsbare populaties
Genetische variatie (diversiteit) is belangrijk voor een populatie.
 => meer kans om te overleven, minder kwetsbaar
 

Slide 7 - Diapositive

kleine populatie

= > meer inteelt => minder genetische variatie
meer homozygote individuen
inteelt: meer kans op ziektes







Slide 8 - Diapositive

Genetic drift
Bij genetic drift verandert een genenpool door puur toeval
Bij kleine populaties heeft dit grote gevolgen.

Slide 9 - Diapositive

Kwetsbare populaties
Genetic drift

Slide 10 - Diapositive

bottle neck effect = flessenhals effect
Een groot deel van de populatie gaat dood door...........

De overlevenden vormen met hun genen de nieuwe populatie met andere allelen frequentie.

Slide 11 - Diapositive

Bij genetic drift verandert het...

Slide 12 - Diapositive

Founder effect = stichter effect
Door migratie van een kleine groep naar een ander gebied ontstaat en een nieuwe populatie met ander allelen frequentie.

Slide 13 - Diapositive

genetic drift founder effect

Slide 14 - Diapositive

founder effect
V
Voorbeeld polydactylie bij de Amish in Pennsylvaniamet Nederlandse voorouders. Polydactylie komt wereldwijd zeer zelden voor maar in de genoemde founder populatie ligt de frequentie meer dan 1000 maal hoger.

Slide 15 - Diapositive

genetic drift
gebeurt bij kleine populaties

kan dus ook snel gebeuren bij founder effect en bottleneck effect, want dan heb je ook kleine populaties

Slide 16 - Diapositive

Sterft een groot deel van een populatie en is er geen immigratie, dan is er sprake van een..
A
Flessenhalseffect
B
Founder effect

Slide 17 - Quiz

Een organisme dat via immigratie met zijn allelen de genetische variatie in een populatie verrijkt is..
A
geen genetic drift
B
wel genetic drift

Slide 18 - Quiz

Eilandtheorie
Beschrijft de biodiversiteit in relatie tot
  • de grootte van een eiland (of een ander geïsoleerd ecosysteem)
  • en de afstand tot het vaste land (of tot andere ecosystemen).
BINAS 93C


Slide 19 - Diapositive

Eilandtheorie
Grootte van het eiland beïnvloedt de snelheid van uitsterven.
  • Klein eiland: weinig niches -> veel concurrentie -> soorten sterven sneller uit.
  • Groot eiland: veel niches -> minder concurrentie -> soorten sterven minder snel uit.

Groene lijnen in de grafiek.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Eilandtheorie
Afstand van het eiland tot het vaste land (bron van migratie)
  • Dichtbij: veel migratie 
  • Ver weg: weinig migratie 
  • Meer bij groot eiland dan bij klein eiland door meer beschikbare niches.

Rode lijnen in de grafiek.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Eilandtheorie
Dynamisch evenwicht: 
  • het punt waarop de immigratie = aan de snelheid van uitsterven.
  • De biodiversiteit blijft gelijk.
  • Er verdwijnen wel soorten en die worden vervangen door nieuwe.

Slide 24 - Diapositive

Bij kolonisatie van 2 even grote eilanden, leeft het grootste aantal soorten op het eiland
A
dichtbij het vaste land
B
ver van het vaste land

Slide 25 - Quiz

Welke twee eigenschappen van eilanden zijn volgens de eilandtheorie bepalend voor soortenrijkdom?
A
Immigratie van organismen en onderlinge afstand
B
Onderlinge afstand en grootte
C
Grootte en uitsterven van soorten
D
Uitsterven van soorten en immigratie van organismen

Slide 26 - Quiz

Huiswerk
  • Maken 6.5 opdr. 55 t/m 60
  • Klaar?
      ->  Maken examentraining H6

Slide 27 - Diapositive