Spelling hf. 3, tussenletters, klas 3 en 4

Tussenletters
Spelling hf. 3

Klas 3 & klas 4
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Tussenletters
Spelling hf. 3

Klas 3 & klas 4

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van deze les:

1. weet je hoe je tussenletters moet gebruiken in een samenstelling.


Slide 2 - Diapositive

Tussenletters

Als je twee of meerdere woorden aan elkaar plakt, dan noemen we dat een samenstelling.

Als je deze aan elkaar plakt, heb je soms een tussenletter nodig, zoals -en, -e of -s.

Slide 3 - Diapositive

Als het meervoud van het eerste deel van de samenstelling eindigt op -en, dan gebruik je -en als tussenletter.

Slide 4 - Diapositive

Voorbeeld:

paard + stal

wordt

paardenstal

Slide 5 - Diapositive

Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud op zowel -en als -s kan eindigen, dan gebruik je als tussenletter een -e

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld:

groente + soep

wordt

groentesoep

want

groenten/groentes

Slide 7 - Diapositive

Als het eerste deel geen meervoud heeft op -en


Bijvoorbeeld:

rijst + vlaai

wordt

rijstevlaai

Slide 8 - Diapositive

Het eerste deel versterkt het tweede deel van het woord


beer + sterk

wordt

beresterk

Slide 9 - Diapositive

Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord


lach + bek

wordt

lachebek

Slide 10 - Diapositive

Het eerste deel gaat over iets waarvan er maar één is:


maan + schijn

wordt

maneschijn

Slide 11 - Diapositive

De tussenletter -s kun je meestal horen. Lukt dit niet? Vervang dan het tweede deel van de samenstelling.

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld:

dorp + kern

wordt

dorpskern

station + straat

wordt

stationsstraat

Vervang tweede deel: stationshal, dan hoor je de tussen -s


Slide 13 - Diapositive

Welk woord is juist geschreven?
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groentessoep

Slide 14 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
gedachtengang
B
gedachtesgang
C
gedachtegang

Slide 15 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
braamsap
B
bramensap
C
bramesap

Slide 16 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
lerarenkamer
B
lerarekamer

Slide 17 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
fietslot
B
fietsslot

Slide 18 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
tarwesbrood
B
tarwenbrood
C
tarwebrood

Slide 19 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 20 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
horlogesmaker
B
horlogemaker
C
horlogenmaker

Slide 21 - Quiz