Les 5 , H grammaire (03-06)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Pak je werkboek en een pen.

Ga lezen in je Nederlands boek of steek je vinger op voor een woordzoeker.

Aujourd'hui c'est lundi!                       Fijn dat je er bent!

Le programme:

- Grammaire H 

- Uitleg MO 17 juni & 18 juni

Les buts (leerdoelen):

- Aan het einde van de les weet je hoe je iemand een vraag stelt in het Frans

- Aan het einde van de les kun je iemand over sport en gezondheid interviewen

Est-ce que tout le monde est présent?

- Zijn we compleet? Wie missen we?

Uitleg MO:

Deel 1 = Monoloog (jij bent alleen aan het woord)

1.1. Jezelf voorstellen (naam, leeftijd, familie, plaats, hobby's, activiteit vorig weekend --> passé composé)

1.2. Iemand beschrijven (je krijgt foto en je gaat de persoon beschrijven (kledingstukken etc.)

Deel 2 = Dialoog (je voert samen met leerling een gesprek)

1.3. Je kunt vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt + vragen stellen over dit thema

1.3.  Je kunt vertellen dat je gezond bent + vragen stellen over dit thema

Voorbeeld onderdeel 3 - gesprek gezondheid

- Vraag of de ander gezond is.

- Vertel dat je op twee plekken pijn hebt (bv. buikpijn en hoofdpijn)

- Vraag de ander of hij gezond eet

Tip:

Leer de zinnen van hoofdstuk 1,2,3 en 5 om goed voorbereid te zijn.

Oefen alvast een keer in het gemaakte duo

Verdere info over het MO --> les van 11 juni 

- In deze les nog meer uitleg + tijd om te oefenen

Denk alvast na over het duo dat je wilt vormen!

Huiswerk bespreken:

Je ontvangt vandaag via Magister de antwoorden. Kijk dit zelf na en stel morgen je vragen in de les als je iets niet snapt.

Grammaire H

Een vraag stellen (met een vraagwoord)

Ouvre le livre à la page 36

Tu aimes la pizza?

Est-ce que tu aimes la pizza?

Verschillende manieren om een vraag te stellen:

Vidéo et petit note

Pak een pen en je aantekeningenschrift

Even oefenen...

Maak de zin vragend met 'est-ce que'

Tu habites à Paris?

Maak de zin vragend met 'est-ce que'

Est-ce que tu habites à Paris?

Maak de 2 zinnen compleet. Kies uit 'où' / 'qui'

1) Votre école est ......... ?

2) C'est ......... ton père?

où = waar

qui = wie

Maak de 2 zinnen compleet. Kies uit 'où' / 'qui'

1) Votre école est où (waar) ?

2) C'est qui ton père (wie) ?

Quiz:

Koppel je laptop met de LessonUp!

Pose de question et utilise est-ce que / est-ce qu'
Tu prends de l'asprine?

1. Est-ce que tu prends de l'aspirine?
2. Est-ce qu'tu prends de l'aspirine?

Pose de question et utilise est-ce que / est-ce qu'
Elle aime le sport?

1. Est-ce que elle aime le sport?
2. Est-ce qu'elle aime le sport?

Complète avec le bon mot:

Tu vas ................

1. Tu vas qu'est-ce que?
2. Tu vas qui?
3. Tu vas comment?

Complète avec le bon mot:

................ tu n'aime pas l'école?

1. Pourquoi tu n'aime pas l'école?
2. Qui tu n'aime pas l'école?
3. Où tu n'aime pas l'école?

Maak de zin ontkennend met 'est-ce que'
Sophie habite à Rijssen?

Maak de zin ontkennend met 'est-ce que'
Aron parle espagnol?

Maak de zin ontkennend met 'est-ce que' + vraagwoord 'comment'
Tu danses ce soir? (comment)

Questions?

Au travail:

Quoi? 30BC, 31ABCD, 33A

Comment? Ga serieus in je eentje bezig met de opdrachten

Prêt (klaar)? Ga online Slim Stampen phrases-clés G / leren voor het PW van maandag

H2A

Au travail:

Quoi? 30BC, 31ABCDE, 33A

Comment? Ga serieus in je eentje bezig met de opdrachten

Prêt (klaar)? Ga online Slim Stampen phrases-clés G  / leren voor het PW van maandag

A2A/G2A

Les devoirs (huiswerk)

- Apprendre: phrases-clés G + aantekening grammaire H

- Faire: ex. 30BC, 31ABCDE, 33A

- Maak alvast een duo voor het MO van 17/18 juni!