Grammatica blok 8_ week 3, les 3

Blok 8 grammatica
We frissen het voorzetsel op. 

We herhalen alle grammatica t/m blok 8.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Blok 8 grammatica
We frissen het voorzetsel op. 

We herhalen alle grammatica t/m blok 8.

Slide 1 - Diapositive

Voorzetzel
Het voorzetzel zegt iets over de precieze plaats, richting of tijd. 
Staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. 

In de kast, op de kast, naast de kast, boven de kast, achter de kast enz.. 

Slide 2 - Diapositive

Voorzetzel
Het voorzetzel zegt iets over de precieze plaats, richting of tijd. 
Staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. 

In de kast, op de kast, naast de kast, boven de kast, achter de kast enz.. 

Slide 3 - Diapositive

Voorzetzel
Het voorzetzel zegt iets over de precieze plaats, richting of tijd. 
Staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. 

In de kast, op de kast, naast de kast, boven de kast, achter de kast enz.. 

Slide 4 - Diapositive

Voorzetzel
Het voorzetzel zegt iets over de precieze plaats, richting of tijd. 
Staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. 

In de kast, op de kast, naast de kast, boven de kast, achter de kast enz.. 

Slide 5 - Diapositive

Voorzetzel
Het voorzetzel zegt iets over de precieze plaats, richting of tijd. 
Staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. 

In de kast, op de kast, naast de kast, boven de kast, achter de kast enz.. 

Slide 6 - Diapositive

Verzin een zin met een voorzetsel die een plaats aangeeft. Dus met bv. op, in, naast, achter enz.

Slide 7 - Question ouverte

Verzin een zin met een voorzetsel die een richting aan geeft, bv. naar.

Slide 8 - Question ouverte

Verzin een zin met een voorzetsel die een tijd aangeeft, bv. om, na.

Slide 9 - Question ouverte

Noem de twee voorzetsels uit de zin:
Op de snelweg naar Delft staat een lange file.

Slide 10 - Question ouverte

Herhalen grammatica blok 8

Slide 11 - Diapositive

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin? De journalist reisde naar een gevaarlijk gebied?
A
gebied
B
gevaarlijk
C
reisde
D
journalist

Slide 12 - Quiz

Wat voor woordsoort is manege.
De paarden liepen in de manege
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
werkwoord

Slide 13 - Quiz

Tafels; enkelvoud of meervoud.
De tafels worden schoongemaakt.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 14 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?
Jij hebt de boodschappen voor je moeder al gehaald.
A
hebt
B
gehaald

Slide 15 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in de zin? Ik heb echt nooit gelogen.
A
gelogen
B
heb

Slide 16 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Wij lopen vaak met de hond.
A
wij
B
lopen
C
de hond
D
met

Slide 17 - Quiz

Welk zinsdeel is opa in de zin?
De opa leest zijn kleindochter voor.
A
persoonsvorm
B
onderwerp

Slide 18 - Quiz

Dictee
Pak je dictee schrift erbij en luister naar de woordjes en de zin. 
Blok 8, week 3, les 3. 
Dictee

Slide 19 - Diapositive