grammatica 13 tm 16

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

1 T/HAVO Blok 3 Grammatica (deel 2)

lesdoel

Aan het eind van de les weet je wat een voorzetsel is en kan je 't herkennen in een zin.

Voorzetsels

boek blz. 135

filmpje

Je gaat dadelijk een filmpje bekijken. 

Opdracht: tel het aantal voorzetsels dat op het einde bij 'het konijn en de krokodil' gebruikt wordt.

Het antwoord moet je na het filmpje geven. 

Er zijn ..... voorzetsels gebruikt.

Uitleg

• voorzetsels zijn woorden zoals                                                                                                      op, in, naast, voor, achter na, bij, tijdens enz.

• Je gebruikt ze niet los maar altijd samen met een ander woord. Meestal een zelfstandig naamwoord.

                 op tafel, uit school, door mij

Uitleg

Kijk even goed naar het plaatje 

boven de doos

in de doos

voor de doos

tussen de doos

......

Vul het juiste voorzetsel in.
Ik ben ... bezoek.

1. bij
2. in
3. op
4. na

Vul het juiste voorzetsel in.
Ik ben op bezoek ... mijn oom.

1. bij
2. in
3. op
4. na

Vul het juiste voorzetsel in.
Ik ben op bezoek bij mijn oom ... Friesland.

1. bij
2. in
3. op
4. na

Een voorzetsel staat meestal voor een ....

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. persoonsvorm
4. werkwoord

Voorzetsels geven ALTIJD een plaats aan.

1. waar
2. niet waar

Voorzetsels helpen om de precieze plaats, richting of tijd aan te geven.

1. waar
2. niet waar

Vul het juiste voorzetsel in.
Op de basisschool zat ik ... mijn vriend.
(er zijn meerdere antwoorden goed)

1. tegen
2. achter
3. voor
4. naast

Vul het juiste voorzetsel in.
Anne was ... de wolken met haar cijfer voor Nederlands.

1. over
2. naast
3. in
4. aan

Vul het juiste voorzetsel in.
De timmerman ging meteen ... de slag.

1. tegen
2. aan
3. voor
4. na

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Achter het station staat een bus op het plein.

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Ik schrijf in mijn dagboek het liefst met een vulpen.

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
’s Avonds lig ik op de bank en kijk ik naar de televisie.

Maak nu zelf een zin met 2 voorzetsels er in.

Woordsoorten -> even herhalen

LW : lidwoord 'de, het, een'

WW : werkwoord vb. lopen, fietsen, gezwommen

ZNW : zelfstandig naamwoord vb. paal, deur, zwembad

BNW : bijvoeglijk naamwoord vb. de nieuwe schoenen

VZ : voorzetsel vb. in de kast, tijdens het galabal

Sleep de woorden naar de juiste woordsoort.

Wij                                           

te                           zijn     

Lidwoord

zelfstandig naamwoord

werkwoord

Bijvoeglijk naamwoord

voorzetsel

prachtige 

hoorden

in

muziek.

ligt

De

mand.

slapen

hond

de

Lidwoord

zelfstandig naamwoord

werkwoord

Bijvoeglijk naamwoord

voorzetsel

gordijn.

vensterbank

op

De

witte

lagen

katten

de

achter

het

lange

2 BK Blok 4 Spelling

HUISWERK  

maak opdracht 13 tm 16

blz 135-136