5.1 Invloed van voeding op je gezondheid

5.1 plantaardige en dierlijke voedingsstoffen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5.1 plantaardige en dierlijke voedingsstoffen

Slide 1 - Diapositive

Deze les leer je...
  • Welke voedingsstoffen er zijn;
  • Wat de functies zijn van alle voedingsstoffen;
  • Wat er gebeurt met een teveel aan voedingsstoffen;
  • Wat een normale energiebehoefte van een persoon is;
  • Wat dissimilatie is;
  • Wat een spoorelement is.

Slide 2 - Diapositive

Welke 6 voedingsstoffen zijn er?

Slide 3 - Question ouverte

                             Weet je het nog?
Welke van de 6 voedingsstoffen geven je energie?
geeft energie
geeft geen energie
vetten
koolhydraten
vitamines
eiwitten
mineralen
water

Slide 4 - Question de remorquage

De vier functies van voedingsstoffen
  1. Bouwstoffen: stoffen die worden gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels
  2. Brandstoffen: stoffen die energie leveren
  3. Reservestoffen: stoffen die worden opgeslagen in bepaalde delen van het lichaam
  4. Hulpstoffen (beschermende stoffen): stoffen die ervoor zorgen dat je gezond blijft

Slide 5 - Diapositive

Opslag van energie
  • Koolhydraat (glucose)
=> glycogeen
=> spieren, lever.
  • Vet
=> in beenmerg, rond organen en onder de huid.
  • Eiwitten
=> worden niet opgeslagen

Slide 6 - Diapositive

Water
  • Belangrijk bestanddeel bloed, lymfe en weefselvloeistof
  • Bouwstof
  • Transportmiddel

Slide 7 - Diapositive

Hoe weet je hoeveel energie in een voedingsmiddel zit?
Energie kan worden uitgedrukt in
kilocalorieën (kcal) of in kilojoule (kJ).

Aanduiding voor de hoeveelheid energie.

1 kcal = 4,2 kJ

Slide 8 - Diapositive

Energiebehoefte

Energiebehoefte per dag hangt af van veel factoren;
1.  Geslacht
2. Leeftijd
3. Lichaamsgrootte; mannen hebben een groter lichaamsgrootte
4. Lichamelijke inspanning; oftewel hoeveel energie je verbruikt.

Als er veel energie binnenkomt en minder wordt verbruikt, dan wordt het omgezet in reservestoffen en zo opgeslagen als vet.
= hoeveelheid energie die een persoon per dag nodig heeft.

Slide 9 - Diapositive

Ruststofwisseling
  • Energieverbruik in rust.
  • Ademhaling, hartslag, bewegen darmen, werking nieren.

  • 1 uur stilzitten = 4 kJ/min.
  • 1 uur hardlopen = 34 kJ/min.

Slide 10 - Diapositive

Koolhydraten
  • Brandstof => glucose
  • Opgeslagen als glycogeen in spieren en lever (reservestof)
  • Planten: glucose --> zetmeel

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

koolhydraten in de celwand
cellulose
hemicellulose
lignine

dit zijn de voedingsvezels in plantaardige voeding, niet te verteren
polysachariden

pectine

Slide 15 - Diapositive

Gebruik Binas 67F:
uit hoeveel C-atomen bestaat een glucose molecuul?

Slide 16 - Question ouverte

Geef 2 voorbeelden van een di-sacharide

Slide 17 - Question ouverte

Eiwitten
  • Bouwstof voor (spier)cellen en enzymen
  • Brandstof (als er verder niets te verbranden is)
  • Kan niet worden opgeslagen

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Gebruik Binas 67H:
hoeveel verschillende aminozuren zijn er?

Slide 22 - Question ouverte

Wat betekent de '2' bij een aantal aminozuren?

Slide 23 - Question ouverte

Wat betekent het groene kader bij de aminozuren? Wat valt je op?

Slide 24 - Question ouverte

Vetten
  • Brandstof
  • Bouwstof voor celmembranen en hormonen
  • Opgeslagen onder huid, merg van holle beenderen en rond organen (reservestof)

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Gebruik Binas 67G:
uit welke drie atomen zijn vetten opgebouwd?

Slide 27 - Question ouverte

Verklaar de naam 'triglyceride'.

Slide 28 - Question ouverte

Vitaminen en mineralen

  • Vitaminen: beschermende stof
  • Mineralen: beschermende stof en bouwstof

Slide 29 - Diapositive

Huiswerk

Slide 30 - Diapositive